133
De voeten worden door spierwerking tegen den bodem aangedrukt.
Het staan wordt onzekerder, naarmate de ruimte tusschen de voeten
kleiner wordt, en wordt vaster als wij de beenen uit elkaar zetten. We
staan het zekerst als wij een der voeten terugtrekken (of naar voren
brengen?) en het grootste deel van het gewicht des lichaams op den
achtersten voet doen rusten. (1)
Dr. Hermann neemt in zijn handboek der physiologie aan, dat men
zich eene houding kan denken, waarbij men staat zonder eenige
spierinspanning, doch het aldus verkregen evenwicht is dan zeer
gemakkelijk te verstoren. Het kan alleen door spierwerking stabiel,
in de beteekenis van genoegzaam vast, gemaakt worden.
De spierwerking, die daartoe wordt vereischt, is volgens Boehme
bij het ongewapende militaire stilstaan reeds zeer groot. Het wordt
nog veel grooter als de man bepakt en gewapend is, en wel zóó dat
het rusten op de plaats dan van tijd tot tijd noodzakelijk wordt. (2)
Het is duidelijk dat bij gelijke belasting het staan, en dus ook het
gaan en het loopen, gemakkelijker moet worden, naarmate het zwaarte
punt van het bepakte lichaam dichter blijft bij de plaats van het
zwaartepunt van het onbepakte lichaam. Een laag hangende wei-
tasch b. v. zou met het oog daarop dan ook moeten verkozen wor
den boven een hoog hangenden ransel.
Het gaan bestaat volgens Dr. Landois uit een, met zoo weinig mo
gelijke spierwerking, in horizontale richting voorwaarts bewegen van
het lichaam, met behulp van de beenen.
Deze zijn daarbij afwisselend in werkingterwijl het zg. „actieve
been het lichaam ondersteunt, draagt het andere, zg. „passieve" been
niet tot de beweging bij.
De beweging van het gaan kan dan ook in twee tijdperken wor
den gesplitst.
In den aanvang van de beweging staat het actieve (voorste) been
loodrecht, met lichte kniebuiging, en ondersteunt het zwaartepunt
van het lichaam. Het passieve (achterste) been is dan geheel gestrekt
en raakt den grond nog alleen met de punt van den voet.
In het tweede tijdperk der beweging neemt het actieve been tot
(X) Positie „op de plaats rust."
(2) Indische Recrutenscliool G. v. h. 0. 10.