184
het voortbrengen van den romp een naar voren hellenden stand aan,
waarbij het zich dan langer moet maken, om den romp op gelijke
hoogte van den grond te kunnen houden. Dit geschiedt eerst door
volkomen strekking van de knie, vervolgens door opheffing van den
voet op de ballen, en eindelijk op de teenen.
Door deze beweging wordt het passieve been genoodzaakt den grond
te verlaten, waarop het nog met de punt van den voet rustte.
Terwijl het zich dan in het kniegewricht een weinig buigt, omdat
het zich noodzakelijk moet verkorten, maakt het eene slingerbeweging
(volgens Vierordt, Marey en Carlet gepaard met eene zekere hoeveel
heid spierwerking), en gaat het daarbij even ver voorbij het actieve
been als het er eerst achter stond. Het wordt dan met den voet
plat op den grond nedergezet.
Het zwaartepunt van het lichaam komt nu weer boven dat been,
dat met lichte buiging van de knie geplaatst wordt, als bij den
aanvang der beweging.
Men ziet uit deze beschrijving, dat erbij het natuurlijke gaan wel
kniestrekking plaats heeft, doch zeer kortstondig, en dan nog van
het been dat op den grond staat of zich achter bevindt, niet van dat
wat vooruit gebracht wordt. Dat been is integendeel gedurende de
slingerbeweging flauw gebogen.
Ook blijkt daaruit, dat aan het vooruitbrengen van dat (passieve)
been een vooroverbrengen van het gewicht van het lichaam op het
actieve been behoort vooraf te gaan.
Uit verschillende onderzoekingen werd nu door Vierordt aange
toond, dat de mensch in den natuurlijken gang met beide beenen
passen maakt van verschillende lengten onderling en voor elk been
in het bijzonder, dat op vlak terrein de gemiddelde paslengte nog
afhankelijk is van verschillende omstandigheden, als: meerdere of
mindere vermoeienis van het lichaam, grootte en leeftijd van den
persoon, duidelijk of moeilijk zien, enz. en dat de gemiddelde lengte
van den natuurlijken pas voor den Europeaan op 60 70 cM.
moet gesteld worden.
Hij beweert daarbij dat de absolute regelmaat bij het gaan geen
ideaal kan wezen, en dat een zekere afwisseling in de krachtsinspan
ning voordeelig moet genoemd worden.