147
percenten van hunne soldij te betalen. Ik hoop dat de Minister
deze zaak in ernstige overweging zal nemen.
Eindelijk eene enkele vraag met betrekking tot de Militaire
Willemsorde. Het antwoord van den Minister betreffende deze zaak
is zeer bevredigend. Zijne Excellentie heeft ook naar Indië geschreven
en het gevoelen gevraagd van de Indische Regeering omtrent de in
mijn oog gewichtige quaestie, of het aan zal gaan om de ridders van
de Willemsorde, onverschillig welken rang zij hehben, beneden den
rang van officier dezelfde toelage te geven en hen gelijk te stellen,
ook wat betreft hunne weduwen, met de broeders van den Nederlandschen
Leeuw. Ik zal, daar deze zaak in onderzoek is, er niet verder over
uitweiden, maar haar in de ernstige overweging van den Minister
aanbevelen.
Ik heb vroeger bij de behandeling van hoofdstuk II der Staatsbe-
grooting daarover een rede gehouden en daarbij aangetoond, dat het
niet meer dan billijk is dat de ridders van de Militaire Willemsorde
beneden den rang van officier in dit opzicht gelijk worden gesteld
met de broeders van den Nederlandschen Leeuw.
Ook zou ik willen vragen of het niet mogelijk zou zijn aan de
officieren, die reeds begiftigd zijn met eene Militaire Willemsorde
en daarna den eeresabel ontvangen, het recht te geven zwaarden
aan te brengen op het ordelint, evenals dit voorkomt bij de Oranje-
Nassau-orde. Wanneer zulk een officier nog in actieven dienst is,
heeft hij iets aan die eeresabel, maar zoodra hij gepensionneerd is
kan hij die aan den wand hangen, en is het niet meer zichtbaar
dat hij zulk een eeresabel verdiend heeft.
Daarom acht ik het wenschelijk, het recht toe te kennen zwaarden
op het lint van de orde te dragen.
De heer Guyot: In de gewisselde stukken werd opnieuw de
reorganisatie der artillerie ter sprake gebracht.
Na de mededeeling in de Memorie van Antwoord, dat door den
Gouverneur-Generaal het verzoek is gedaan de desbetreffende voor
stellen voorloopig te laten rusten, zou het thans weinig nut hebben
daar nader op in te gaan.
Dit is dan ook niet mijn voornemen. Doch waar bij de nadere