- 148 behandeling van dit onderwerp, uit den aard der zaak, ook de artil- leriewerkplaatsen en- inrichtingen niet buiten beschouwing kunnen blijven, meen ik voor een oogeublik de aandacht te mogen vragen voor een onderdeel daarvan en wel wat betrekking heeft op de bus- kruitfabricage e. a. Aanleiding daartoe vind ik in een opstel, onder den algemeenen naam „Artillerie-werkplaatsen in Indië", voorkomende in een der laatste nummers van het Indisch Militair Tijdschrift, en van de hand van den majoor der artillerie Boefje, directeur dier inrichtingen. Daarin wordt, onder meer, door dien hoofdofficier met warmte bepleit de oprichting van eene gouvernements-buskruitfabriek, „door stoom gedreven en ingericht naar de eischen des tijds", ter vervan ging van de bestaande, met geringe middelen werkende buskruit- molens. En blijkbaar heeft hij daarbij op het oog, deze voor den vervolge ook dienstbaar te maken aan de vervaardiging van het rookzwakke buskruit, wanneer daaraan weldra behoefte zal zijn ge komen» En nu komt het mij voor, dat men voorzichtig moet zijn die rich ting uit te gaan, wil men zich voor groote kosten en teleurstellingen vrijwaren. Dat een gouvernementsfabriek bij voorziening in eene beperkte behoefte, als in Indië, duur moet werken ligt voor de hand, maar bovendien, zal de Regeering eenige zekerheid hebben, dat zij onder de Indische officieren steeds bekwame pyrotechnici zal vinden, aan wie de leiding der fabricage, ook bij den voortdurenden vooruitgang op dit gebied, veilig zal zijn toevertrouwd? Met andere woorden: zal zij daarbij ook steeds op een goed fabrikaat kunnen rekenen. Het is op grond van die overwegingen, dat ik den Minister reeds nu meen te moeten waarschuwen, niet met de uitbreiding van de fabricage in Indië voort te gaan, laat staan tot den bouw van eene nieuwe fabriek met dat doel te besluiten, zonder zich vooraf afdoend rekenschap te hebben gegeven of niet voor den vervolge door gere gelde uitzending uit Nederland in de behoefte kan worden voorzien, zooals tot voor korten tijd steeds de regel was. De heer Bergsma, Minister van Koloniën: Mijnheer de Voorzitter

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 159