150 gevolgden weg zou kunnen blijven voortgaan voor zoover eene gere gelde aanvulling van het leger zulks zal eischen. De cijfers door mij in de Memorie van Antwoord opgegeven, kan ik thans aanvullen met de mededeeling dat van 1 Januari tot 20 November, met in begrip van de koloniale reserve, door werving verkregen zijn 3245 man en dat ik juist van morgen vernomen heb, dat de werving der 5 laatste dagen te Harderwijk 41 man heeft opgeleverd, zoodat er in 1894 nu reeds p. m. 3300 militairen, voor het grootste deel Neder landers, voor het Indische leger zijn aangenomen. Dit hoorende zal de heer van Ylijmen niet meer de vrees koesteren dat de 18 veldbataljons niet spoedig met valide militairen op sterkte gebracht zullen kunnen worden. Wij hebben thans geloof ik voor de landmacht het percentage, dat voor de marine reeds aangenomen wordt, namelijk 10 procent boven de sterkte volgens de formatie, ruim bereikt. Dat de geachte spreker overtuigd is, dat de koloniale reserve een toekomst heeft, vernam ik met genoegendat is ook mijne meening. De oprichting dier reserve heeft, naar ik meen, zeer gunstig gewerkt op den gang der werving in de jongst verloopen jaren. Ik zal die meening, ter gelegener tijd, met cijfers staven. Dat het ook een gunstigen invloed op de werving moet hebben, dat er meer belang stelling blijkt bij het vertrek van onze militairen naar Indië, geef ik gaarne toe. Wat de reden is dat het laatste detachement zonder militair uitgeleide vertrokken is, weet ik niet; wellicht werd het detachement daartoe te klein geacht, het telde slechts 75 man; ik wil echter gaarne onderzoeken of het niet mogelijk is aan het ver langen van den geachten afgevaardigde te gemoet te komen. Vermindering van artillerie lag wel aanvankelijk in de bedoeling, maar of dat voornemen uitgevoerd zal worden, is nog onzekermis schien zal later eene wijziging in de verhouding van de veld- en de bergartillerie en mogelijk ook eene wijziging in de formatie van de artillerie voor de Buitenbezittingen, die, zooals men weet, uit acht com pagnieën bestaat, tot stand kunnen komenmaar in elk geval is het nu de tijd niet om te beslissen of vermindering in de formatie der artillerie moet plaats hebben, ja of neen. In derde plaats is door den geachten afgevaardigde gevraagd of

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 161