154 daarvoor ooit dubbel en dwars aanleiding bestaat, dan zeker in dit geval, dat ook in financieel opzicht ten hemel schreit. Het is waar, de Minister van Dedem heeft te recht er op gewezen, dat, wanneer de toelatingsleefcijd te Gombong wordt verhoogd, voor de knapen in de jaren vóórdat zij daar worden opgenomen, toch ook zal moeten worden gezorgd en dat hunne huisvesting elders toch ook geld zal kosten. Maar ik schat niet te hoog, wanneer ik de kosten van eiken pupil te Gombong gemiddeld op f 510 'sjaars stel. In de weeshuizen te Semarang daarentegen betaalt het Gouvernement voor de kinderen, die het daar onderbrengt, gemiddeld 168'sjaars. ÏTu wil ik aannemen, dat, wauneer de Gombongsche pupillen eerst enkeJe jaren aan die weeshuizen werden toevertrouwd, de besturen, wegens uitbreiding van lokalen enz., iets meer zouden eischen. Doch tusschen 510 en 168 'sjaars is een groot verschil, eu zoo ligt hier een factor van aanmerkelijke bezuiniging. Laat mij er nog mogen bijvoegen deze waarschuwinghet Gouver nement wachte zich er voor, om voor de kinderen, die te Gombong nog niet worden toegelaten, in het leven te roepen de Minister van Dedem onderstelde ook deze mogelijkheid een nieuw opvoedingsgesticht van gouvernementswege. De Regeering onthoude zich daarvan, omdat bij de groorscheepsche wijze, waarop in Indië gebouwd eningericht wordt ook de geschiedenis van Gombong geeft ons daarvan voorbeelden eene recreatiezaal bij voorbeeld heeft f 60.000 gekost; een schoolgebouw werd ontworpen voor f 90.000, terwijl, toen de stukken in handen werden gesteld van den inspecteur van het onderwijs, met ƒ30.000 in de behoefte behoorlijk bleek te kunnen worden voorzien - bij de grootscheepsche wijze, zeg ik, waarop in Indië wordt gebouwd en ingericht, zou de vestiging van een nieuw gouvernementsopvoedings gesticht weder de bron kunnen worden van ergerlijke uitgaven. Indien ik dus om financieele redenen aandring op bespoediging, met heel wat meer klem nog, doe ik dit wegens hetgeen ik zooeven reeds noemde den bedroevenden toestand, die te Gombong heerscht. Bedroevend in zedelijk opzicht wat trouwens niet te verwonderen is, wanneer men bedenkt, dat daar uitsluitend onder toezicht van militairen, waarvan de overgroote meerderheid minderen zijn, in een Indisch klimaat en omgeving, 300 knapen van hun achtste

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 165