- 160 Hij denkt aan het oefeningsveld en de schoolbanken ie Amster dam, waar de officieren en onderofficieren „zich zoo druk maakten", waar geen uur mocht worden verzuimd en de vraag rijst bij hem „waartoe was dat alles noodig". De lust om na de expeditie weer te beginnen met de oefeningen, die nooit hun vruchten mogen afwerpeD, kan niet groot zijn. Men zal het met mij eens zijn dat zulk eene oplossing in de landingsdivisie, het in het gelid plaatsnemen tusschen de schepe lingen, allen flinke stevige mannen, maar weinig geoefend in het manoeu vreeren en in het behandelen van het geweer, in vergelijking van de Mariniers, wier vak het is, en die 6 a 7 maanden, dag aan dag van s'morgens tot s'avonds, alleen in de Infanterie vakken worden gedrild, vóór zij als Marinier bij de bataillons mogen dienst doen, geheel verkeerd is. De aan de expeditie toegevoegde oorlogsschepen, de „Koningin Emma," de „Tromp", de „Prins Hendrik der Nederlanden", de „Borneo" en de „Bali", hadden te zamen aan boord 3 officieren, 4 sergeanten, 8 kor poraals, 9 tamboers en pijpers en 178 mariniers (1), die een vrij sterke compagnie hadden kunnen formeeren onder hun eigen kader en zeer geschikt waren om een der door ziekte en verliezen sterk geslonken bataljons aan te vullen, terwijl te Soerabaia nog disponibel waren aan boord van de „Bromo" en de „Sumatra": 1 kapitein, 1 lui tenant, 3 sergeanten, 5 korporaals en ongeveer 70 mariniers, die allen gedurende de expeditie den tijd hebben doorgebracht met wacht- doen, steeds wachtende op den vijand, die zich nimmer buiten zijn veste vertoonde. En eindelijk ook, hoe hard, hoe ontmoedigend voor ons officieren. Eerst 4 jaren eene opleiding genoten te hebben, speciaal in Infanterie- vakken, daarna jaren lang, dag aan dag in de kazernes en op de opleidingsschepen te hebben dienst gedaan, alleen in die vakken, om toen men eindelijk aan een expeditie deelnam, niet eens met onze eigen troepen te mogen uitrukken, geen gevechtshandeling te worden toevertrouwd, en dan nog onder de bevelen te moeten dienen van een ranggenoot van de Marine, die een paar jaar ouder is in anciënniteit (1) De detachementen van de „Emma" en „Tromp" waren elk met 15 man verster it

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 171