161 en die door zjjn geheel andere opleiding en gemis aan oefening in de exercitiën der Infanterie niet geacht kan worden, zoo goed op de hoogte van het infanteriegevecht te zijn. Ik schaam mij diep in mijn qualiteic als officier van het Korps Mariniers, als man van het vak dus, tegenover eiken oningewijde, als er over Lombok wordt gesproken met zijn reeks van gevechten en overwinningen van Aroeng-Aroeng tot Tjakra Negara, als ik moet bekennen dat ik en geen mijner Collega s en geen der Mariniers in die 3 maanden in de gelegenheid zijn gesteld den vijand te ont moeten (1). En mochten er nogmaals „bange dagen voor het korps''aanbreken, en zijn bestaan weer bedreigd worden, doch dan zonder succes verdediging worden gevoerd, dan is het wellicht beter in verband met het voorgaande, op die manier onder te gaan, dan dat bestaan voort te slepen onder den druk van een vernederenden dienst. Soerabaia, December 1894. Aan boord H. Ms. Pantserschip „Prins Hendrik der Nederlanden", P. S. Groen, le Luitenant der Mariniers. (1) Hierop maakt een uitzondering het deelnemen van een troepje van 60 schepe lingen en mariniers der landingsdivisie, aan den aanval op Tjakra, die op aanhou dend verzoek van den Commandant der landingsdivisie eindelijk meêmochten en geplaatst •werdeD t>0 de reserve van het 7e Bataljon.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 172