167
tegen hunnen zin; toch worden zij „op verzoek" gepensionneerd,
omdat zij, onder bedreiging van gouvernementswege van anders „niet
op verzoek" ontslagen te worden, nolens volens een request hebben
ingezonden, om de gelederen te (mogen?) verlaten.
De buitenwereld, die gemeenlijk goed weet hoe de vork in den
steel zit, steekt dan ook dikwijls den draak met die pensionneeringen
„op verzoek".
Wij zouden het daarom veel beter vinden, als het ontslag van alle
landsdienaren eenvormig plaats vond en als met weglating van
het „eervol" en het „op verzoek", eenvoudig werd gezegd „ontslagen
uit 's lands dienst" wegens „volbrachten diensttijd" of wegens „ziekte"
dan wel wegens „wangedrag".
Ging men voortaan aldus te werk, het publiek zou dan ook niet
meer zich hebben te verdiepen in de extra-manier, waarop de hooge
staatsambtenaren 's lands dienst plegen te verlaten, de een onder
dankbetuiging voor de langdurige, een tweede voor de vele en lang
durige, een derde eindelijk voor de vele gewichtige en langdurige
diensten, den lande bewezen, al te gader omschrijvingen, waaruit
het publiek onnoodig allerlei gevolgtrekkingen maakt, in welken graad
van gunst de betrokkene gestaan heeft in het laatst zijner dagen in
de oogen der Indische Regeering.
Het zou dan niet meer kunnen geschieden, als vóór eenige jaren,
dat een generaal gepensionneerd werd (die even verdienstelijk was
als tal zijner voorgangers) zonder dat in het ontslagbesluit in het minst
van zijne diensten gerept werd, alleen omdat hij geen gevolg had
willen geven aan den wenk van den Gouverneur-Generaal, om eigener
beweging het leger te verlaten.
"VI. Legerititbreiding en schrapping tegelijk van al het
De tegenwoordige tijdsomstandigheden bewijzen onomstootelijk, dat
ons leger sterker, veel sterker behoort te zijn, niet slechts door het
scheppen eener waarlijk Indische Reservebrigade, maar bovendien
nog door verhooging van het effectief der tegenwoordige korpsen
combattanten.
Dl. I. 1895. 12
OVERTOLLIGE IN ONZE INDISCHE HUISHOUDING.