188
De looppas is niet uitvoerbaar met afdeelingen van grootere sterkte
dan een bataljon. Een gelijkmatig en geregeld tempo moet daarbij
de beste resultaten geven. Men moet zich daaraan houden en een
gangsoort kiezen, die niet te snel en niet te langzaam is, en die
de troepen gemakkelijk kunnen volhouden.
De gewoonte om vóór het in actie treden op versnelling van den
marsch te rekenen, moet men laten varen, en die versnelling vooral
niet van de troepen vergeD. Het afzenden van een groot aantal
officieren, om de verschillende afdeelingen aan te sporen zich wat
te haasten, is eene dubbele fout.
De heer van Aken is een groot voorstander van de oefeningen
met den looppas, dien hij wenscht uitgevoerd te zien met eene lengte
van 1 M. en eene snelheid van 180 ongeveer in de minuut.
Hij stelt dan ook voor militair gebruik oefeningen voor in:
a. het snel loopen,
b. langdurig loopen,
c. springend loopen,
d. storm loopen,
e. loopen op de hindernisbaan,
f. wedloopen.
Uit het oogpunt van den gymnastiekleraar beschouwd, zullen
deze oefeningen zeker groote waarde hebben. Yoor het Leger komt
mij hunne waarde zeer twijfelachtig voor, zoolang dit niet kan sa
mengesteld worden uit keursoldaten, die opgeleid worden door erkend
kundige onderwijzers. De heer van Aken streeft m. i. naar een
ideaaltoestand, waarvan wij nog ontzettend ver verwijderd zijn.
De Indische velddienst noemt den marsch van 18 KM. lengte
normaal, en geeft voor Infanterie ter sterkte van 1 bataljon eene
snelheid van 60 Meter in vlak terrein, dus van 3600 M. in het uur.
Feitelijk marcheert men dan echter veel vlugger, want de 18
KM. worden in 5 uur afgelegd, en eischen dan 30 minuten rust.
Men heeft dan de 18 KM. in 4 uur 30' afgelegd en dus geduren
de de beweging eene snelheid ontwikkeld van 67 M. in de minuut.
Maar er is meer. Denkt men zich de grootst mogelijke regelmaat
in den pas, dan kan men, aannemende dat de gegevens van het
velddienstvoorschrift gebaseerd zijn op de practijk, en derhalve juist