198
In de practijk zien wij den looppas van 165 in de minuut door
onze soldaten steeds kleiner dan 75 cM. maken.
Ook aangaande dezen pas zouden proeven moeten genomen worden
ter bepaling van de passnelheden en paslengten die het gemakkelijkst
door den Indischen soldaat kunnen worden volgehouden, en wel in
afdeelingen van hoogstens eene compagnie, waarbij dan vooral de
maximum duur moet worden nagegaan.
Naar het mij voorkomt, zoude eene snelheid van 180 passen
in de minuut, ook van den Inlander kunnen worden geëischt.
De looppas zal dan onmiddellijk langer worden gemaakt, want de
oorzaak der door mij beweerde verkorting van dien pas, ligt m. i.
in zijn te geringe snelheid.
In den oorlog heeft de looppas met gesloten troepen zeer geringe
waarde; de tijdwinst die daarmede kan behaald worden is uiterst
gering. Toch wordt het noodig om dezen pas aantenemen, als men
b.v. in gesloten orde terreingedeelten passeeren moetwaarop vele
schoten vallen, of waarschijnlijk vallen zullen.
In verspreide orde en voor den aanval heeft de looppas veel meer
nut, doch dan verge men hem nog niet zonder noodzaak, en late
men den man altijd vrij in de wijze waarop hij dien pas het best
kan uitvoeren.
Wat nu de uitvoering der passen aangaat, deze zoude ik wenschen
als volgt.
1°. De gewone pas:
a. met opgericht bovenlijf, rechtopstaand hoofd en natuurlijk
zwaaiende armen,
b. met flauw gebogen knieën en natuurlijke nederzetting der voeten;
c. met geringe voorwaartsche verplaatsing van het lichaamsgewicht.
2e. Den exercitiepas zoude ik dan evenals den gewonen pas wenschen
uitgevoerd te zien, doch met meerdere vooroverbuiging van het
bovenlijf. Wil men dezen pas verfraaien, zooals bij het defileeren,
verrichten van eerbewijzen enz., dan kan men hem op een een
voudig commando ook laten uitvoeren met gestrekte knieën, omlaag
gerichte voeten en onbeweeglijke armen.
3e. De looppas behoort dan uitgevoerd te worden