200 daarna over te gaan tot den frontmarseh op twee gelederen, den flankmarsch op twee gelederen en den flankmarsch op een gelid natuurlijk onder aanhoudende herhaling van het vroeger geleerde, en zoo spoedig mogelijk met het gelijktijdig dragen van het geweer. Bij die oefeningen in het marcheeren zijn de klassen dan geën cadreerd, ten gevolge waarvan de recruten hun pas wel moeten regelen naar dien van de guides. Den onderwijzer wordt daardoor een deel van het werk uit de handen genomen, daar de zorg voor de lengte, den tijdduur en de regel maat van den pas dan hoofdzakelijk drukt op de schouders der guides. Hij kan dan veel meer zijn aandacht vestigen op de goede lichaamshouding en goede beenbeweging, die vooral in den aanvang van meer belang zijn dan de lengte, tijdduur en regelmaat, welke de man zich door de kracht der gewoonte van zelf eigen maakt. Het onderricht in den exercidepas wenschte ik eerst dan te be ginnen als de recruten al het in de Recrutenschool gevergde met juistheid in den gewonen pas kunnen uitvoerenhet onderricht in den looppas zoude ik dan tot het laatste wenschen te bewaren. Ik houd mij overtuigd dat men, naar deze beginselen te werk gaande, de manschappen vlugger en aangenamer en beter zal oefenen dan bij toepassing van de tot nu toe gehuldigde beginselen van de Nederlandsche en Indische recrutenseholen, die veel te veel hechten aan correcte uitvoering van het eene, vóór dat men overgaat tot het andere. Behalve dat dit noodzakelijk leiden moet tot tijdverspilling, geeft het ook aanleiding tot grootere vermoeienis en verveling, die men vermijdt als men de zaak omkeert en de correctheid pas gaat ver langen als de uitvoering begrepen en gekend wordt. Zijn de recruten eenmaal voldoende in het marcheeren geoefend, dan zou ik ook voor hen tot zekere hoogte oefening in de militaire marschen verlangen, omdat zij, bij het veldbataljon aankomende, somtijds dadelijk vrij groote marschen moeten maken, zonder dat zij ooit aan een kleinen marsch hebben deel genomenmen denke slechts aan de recruten die op Java in den Oostmoesson bij de veldbataljons aankomen. Zulke pas afgerichte manschappen behooren m. i. als recruut reeds één normalen marsch te hebben gemaakt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 211