205
tingstroepen voor Neder-Birma, Hyderabad en eenige plaatsen in
Centraal-Indië. Daarentegen waren de legers van Bengalen en Bombay
niet sterk genoeg voor het bezette gebied en de diensten die van hen
gevergd werden; om die reden werd de sterkte van het Bengaalsche
leger uitgebreid en werden bij beide legers ongeregelde regimenten
infanterie en cavalerie opgericht, welke regimenten van de andere
hierin verschilden, dat de sterkte aan Europeesche officieren slechts
één zesde gedeelte van die der geregelde regimenten bedroeg, en dat
zij belangrijk goedkooper waren. Zij bestonden grootendeels uit men-
schen behoorende tot de krijgshaftige stammen van het Delhi grond
gebied, Punjab, het Afghaansche grensland en het bergland van
Nepal en hun werd de bewaking van de Noordwestelijke grens van het
grondgebied der Compagnie opgedragen. Het eigenlijke Bengaalsche
leger bestond hoofdzakelijk uit Rajpoets en Brahmienen van Oudh
en Hindostan, krachtige, goed ontwikkelde mannen.
Behalve de geregelde en ongeregelde regimenten der drie legers
bestonden er nog verschillende contingenten, die op de been gehouden
werden ter bescherming van- en op kosten van onderscheidene Inlandsche
staten. Zij werden gecommandeerd en geoefend door Britsche offi
cieren en bestonden grootendeels uit dezelfde klasse van personen als
waaruit de Bengaalsche geregelde regimenten werden aangeworven.
Tegen het einde van 1856 telden de Britsche strijdkrachten in
Indië 39375 Europeanen en 214985 Inlanders, behalve de contingenten.
In 1857 kwam de groote meerderheid der Bengaalsche geregelde,
zoomede eenige van de ongeregelde regimenten en sommige contingen
ten in opstand tegen het Gouvernement. De ongeregelde regimenten
van Punjab, voor een groot gedeelte uit Sikks bestaande, bleven hunne
vanen getrouw en hielpen de zwakke Europeesche krijgsmacht in die
provincie om Delhi aan de muitelingen te ontrukken. Koninklijke regi
menten kwamen uit Europa en met medewerking van de legers van
Madras en Bombay slaagden deze er weldra in, den opstand te onder
drukken en de rust te herstellen. Reeds vóór dat de daaruit voort
vloeiende krijgsverrichtingen waren afgeloopen, had het oude Bengaalsche
leger feitelijk opgehouden te bestaan.
De sterkte der Europeesche regimenten en batterijen werd opgevoerd
tot 70000 man, het bestuur over Indië werd van de O. I. Compagnie