207
alB waar ze te huis behoorden, en wel moest hij op de hoogte gehouden
worden van alle veranderingen in de standplaatsen der korpsen en van
alle gewichtige maatregelen, welke door de commandanten dier legers
of door de provinciale Gouvernementen genomen waren, doch overigens
had de opperbevelhebber met de Inlandsche korpsen van het Madras en
het Bombay leger geen bemoeienis; zelfs bezat hij niet eens het recht
om over dienstaangelegenheden rechtstreeks met de bevelhebbers dier
legers te correspondeeren, doch moesten alle betelen, rapporten, ver
zoeken enz. worden gegeven en gezonden door tusschenkomst van het
Centraal Bestuur te Calcutta (of Simla) en de provinciale Gouvernementen
van Madras en Bombay.
De commandanten der legers van Madras en Bombay stonden, voor
zooveel de Inlandsche troepen betrof, rechtstreeks onder de Gouver
neurs in Rade dier provinciën, die het recht bezaten om in sommige
gevalien buiten het bestuur te Calcutta om, over de in hunne gewesten
gestationneerde troepen te beschikken. Elk leger bleef daarbij zijn
eigen Departement van Oorlog, zijn eigen staven en diensten en zijn
eigen reglementen behouden.
Het leger van Bengalen ressorteerde niet ouder het Provinciaal
Bestuur van Bengalen, doch onder het Indisch Gouvernement.
Gedurende de twintig eerste jaren na den opstand hadden er in
Indië slechts weinig belangrijke krijgsbedrijven plaats.
De voornaamste veranderingen in de organisatie en het beheer van
het leger gedurende dien tijd aangebracht zijn:
1° de invoering bij de Madras en Bombay legers van ongeregelde
regimenten met zeven Europeesche officieren, in plaats van vijf en
twintig, zooals bij de vroegere geregelde regimenten en van drie zoo
als bij de ongeregelde korpsen vóór den opstand
2° het vervangen van de afzonderlijk militaire reglementen voor de
drie legers door de BIndian Army Regulationsdie voor allen gelijkelijk
van toepassing zijn, en
3° het samensmelten van de drie afzonderlijke Accounts De
partments (dienst der militaire comptabiliteit) tot één zoodanigen
dienst voor het geheele leger.
Ook verdient nog vermelding dat in 1874/75 de sterkte van de
Europeesche officieren bij de Inlandsche regimenten welke officieren