213
verhouding tot den Commander in Chief kan het best vergeleken
worden met die van de Gouverneurs in Rade van Madras en Bombay
tot den Gouverneur-Generaal in Rade van geheel Britsch-Indië, ne
mende bedoelde Gouverneurs tegenover het Centraal Bewind een
eenigszins meer onafhankelijk standpunt in dan de luitenant-gouver
neurs en oppercommissarissen der overige provinciën. Zoodra echter
het voorgestelde wetsontwerp door het Parlement zal zijn aangeno
men en het Britsch-Indisch leger verdeeld zal zijn in legerkorpsen
met bevelhebbers die allen rechtstreeks en uitsluitend onder den
legercommandant staan, zal daarmede elk spoor verdwenen zijn van
de bijzondere verhouding waarin de drie Britsch-Indische legers tot
elkander gestaan hebben. Behalve die drie legers vindt men echter
in Britsch-Indië nog andere troepengedeelten, die buiten het eigen
lijk gezegde legerverband staan, en elk afzonderlijk rechtstreeks onder
het Indisch gouvernement ressorteeren.
f Deze korpsen zijn in Hyderabab en in de Inlandsche Staten van
I Centraal-Indië en Bajpoctana gelegerd en dienen zoowel tot bescher-
*1 ming van de vorsten dier rijkjes als tot het waken over de Britsche
I belangen. Zij worden hierna meer in bijzonderheden behandeld.
De organieke sterkte van het Britsch-Indisch leger, zooals die was
op den 31en Maart 1894, is aangegeven op de hierbij gevoegde Bijlage
A (1).
Daarin is het leger verdeeld in zeven hoofdonderdeelen
1° Het Militaire Huis van den Onderkoning;
2° het Departement van Oorlog
3° het leger van Bengalen
4° het leger van Madras;
5° het leger van Bombay
6° de korpsen welke niet tot die legers behooren, doch recht
streeks staan onder het Gouvernement;
7° de hulpdiensten van het leger voor zoover ze niet sub 2, 3,
4 en 5 hiervoren behandeld zijn.
Alvorens deze onderdeelen ieder afzonderlijk te behandelen, dient
(1) De gegevens voor deze Bijlage zijn ontleend aan de Indian Army List, 31 Maart
3 894.