220 Het reglement van 1886 erkent geen aanspraken op buitenlaDdsch verlof na verblijf van een zeker aantal jaren in Indië, zooals bij het Hederlandsch-Indisch leger het geval is, doch verleent verlof in en buiten Indië, onverschillig den tijd, dien de officier in Indië gediend heeft; de eemge eisch waarop dan ook streng gelet wordt is, dat de belangen van den dienst zich niet tegen de toekenning van het verlof verzetten. De verlofstraktementen hangen af van den dienst tijd, doch bedragen ongerekend den rang - nooit minder dan 200 sjaars en na vijfden jaren dienst zelfs 300 de verlofganger geniet echter voor zich en zijn gezin geen vrije passage aan boord van par ticuliere stoomschepen. Verloven naar Europa worden verleend voor één jaar, doch kunnen verlengd worden tot twee jaren. Verloven in Indië op vol trak tement en onder genot van de halve toelage verbonden aan de betrek king die de verlofganger bekleedt (N. B. de andere helft wordt uitbetaald aan den officier, die den dienst van den verlofganger doet) kunnen gegeven worden tot een maximum van één jaar. Behalve deze verloven bestaat nog het zoogenaamde privilege leave, dat - tenzij de belangen van den dienst zich tegen de toekenning er van ver zetten - elk jaar gedurende twee maanden aan den officier kan verleend worden, waarbij deze dan zijne volle inkomsten behoudt. Verlofgangers worden in hunnen rang niet en in hunne betrekking slechts tijdelijk vervangen. Ha twintig jaren dienst heeft elk officier van het staf korps - die dus op dat oogenblik, in verband met de bestaande regelen op de bevordering, den majoorsrang zal hebben bereikt - aanspraak op een pensioen van 250 'sjaars; na vierentwintig jaren dienst stijgt dit pensioen tot 3B5, na achtentwintig jaren tot 500 en na tweeendertig jaren tot 700. Luitenant-generaals, die on 60 en 65 jarigen leeftijd het leger verlaten zonder daartoe doo'r ouderdomsgebreken verplicht te zijn, krijgen een pensioen respectie- veij van 7oO en 850 en generaals krijgen op 65 jarigen leeftijd 950. Wanneer dergelijke op perofficieren uithoofde van ouderdom en bijkomende ongeschiktheid verplicht zijn hun ontslag te vragen, zijn de pensioenen iets hooger. De officieren ingedeeld bij de Inlandsche batterijen artillerie en de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 231