korpsen mineurs en sappeurs behooren tot het Britsche leger en
worden gewoonlijk voor vijf jaren naar Indië gedetacheerd.
De Inlandsche militairen zijn allen vrijwilligers. Zij worden aan
geworven uit de verschillende volksstammen van Indië, die onderling
in godsdienst, taal en gewoonten aanzienlijk verschillen, terwijl
bovendien het kastenstelsel, dat in het leger evengoed als daar buiten
bestaat, er mede zeer veel toe bijdraagt om de verschillende deelen,
niet alleen van het leger, maar soms ook van de verschillende korpsen,
van elkander afgescheiden te houden.
Het is dan ook de politiek van het Gouvernement eenerzijds om
te zorgen, dat de soldaten dienen in garnizoenen die niet te ver
verwijderd zijn van de streken, waar zij te huis behooren, anderzijds
om de verschillende legers zoo samen te stellen dat daarin tal van
heterogene bestauddeelen aanwezig zijn, die wel alle in dezelfde
verhouding staan tot het Britsch bestuur, doch met elkander weinig
punten van aanraking hebben. Daarom werd er tot voor korten tijd
geleden (1893) zooveel mogelijk voor gewaakt, dat militairen van
hetzelfde ras en denzelfden godsdienst niet in zulk een groot aantal
in elkanders nabijheid gelegerd werden, dat daardoor gevaar zoude
kunnen ontstaan voor muiterij of samenzwering op groote schaal.
In 1893 echter, is men bij het Bengaalsche leger in zoover van dit
beginsel afgeweken, dat alle Hindostani regimenten, die tot nog toe
uit class companies''' (d. z. compagnieën die uit personen van denzelfden
godsdienst en denzeifden stam of kaste zijn samengesteld) bestonden,
hervormd zijn in vclass regiments
De Inlanders van het Bengaalsche leger worden voornamelijk
aaugeworven uit de krijgshaftige stammen van het Noorden en
Noordwesten van Indië, zooals de Afghanen (waaronder de Pathanen
uit het Noordwesten van Punjab, de Beloedsjies, de Punjabis Sikhs,
Jatten enz.) uit de Goerkhas van Nepal en uit de Hindoebevolking,
en wel niet het minst uit de kaste der Brahmienen, van de Noorwestelijke
provincie, Oudh en Bengalen. Deze staan allen bekend als zeer goede
soldaten, doch onder hen munten vooral uit de Goerkhas, de Sikhs
en de Afghanen die, naar beweerd wordt, dezelfde militaire waarde
hebben als Europeesche troepen. Bij de cavalerie worden, behalve
door de Sikhs, uitmuntende diensten bewezen door de Jatten uit de