280 -
hebben doorgezet, waaruit deze opmerker besluit dat men moeielijk
tot een kleiner kaliber over kan gaan dan 6.5 mM., zijnde het kaliber
van het geweer Daudeteau, van het te Steijr samengestelde geweer
Mannlicher en van het geweer te ChaloDS beproefd.
Het 6.5 mH. geweer van den kapitein de Monbrison zou een
samenstelling zijn van
le. den Engelschen loop,
2e het staartstuk en den grendel van het
Fransche geweer M/86,
3e. het repeteermechanisme Mannlicher,
4e. de lade van het Zwitsersche geweer M/89.
Een tweede werk is in 1894 uitgegeven te Parijs, getiteld „Les
armes de petit calibre, fusils en essai et en construction, par
Monbrison. Hierin komen nadere gegevens voor omtrent het geweer
Daudeteau. De grendel is gelijk aan dien van het Lebelgeweer
1886, maar verbeterd door een zeer eenvoudig en goed werkende
pal. Het magazijn vormt één geheel met den beugelkrop, is geschikt
tot opname van vijf patronen en bevat den aanbrenger, die uit twee
armen en twee veereu bestaat. Buitendien bevat het magazijn twee
met het staartstuk verbonden veeren die dienen om de patronen vast
te houden. De inrichting om af te trekken heeft twee drukpunten en
wordt door een spiraalveer bewogen. De uitwerper bestaat uit een
loodrecht geplaatste tap met een spiraalveer, die hem onder den
grendel vasthoudt en hem noodzaakt, in de uitboring voor den
rand van de patroon te treden en de ledige huls uit te werpen.
De lade bestaat uit één stuk, de loop wordt van den grendel tot
den onderband door een handbeschermer omgeven.
Van de van veerend staalblik gemaakte patroonhouders bestaan
twee soorten. Bij het eerste systeem worden de patronen door den
houder geheel omgeven aan bodem en kogeleindedeze houders worden
in het staartstuk geplaatst en door den druk van den duim in 't magazijn
gebracht.
Bij de tweede soort worden alleen de bodems van de patronen
door den houder omvat, de achterzijde van den houder vormt een
veer. Het inbrengen heeft op dezelfde wijze plaats.
Bij gevuld magazijn zijn de aanbrengerveeren gespannen, de linker-