253
van 7 Maart 1815 aan de Staten-Generaal gezonden, den 8en en 9en
Maart in de Vergadering gelezen en toen in handen gesteld van
Hun Edel mogen de Gedeputeerden tot de Militaire Zaken om consi-
deratiën en advies. Den 14en d.a.v. werd het Rapport van die
Heereu gelezen, waarin als eenige opmerking voorkwam
UEdelmogende Gedeputeerden de doelmatigheid dezer wetten erkennende,
zouden, indien zij eene aanmerking te maken hadden, wel gewenscht
hebben, dat er bepaald was dat dezelve van tijd tot tijd aan de Militairen
wierden voorgelezen, ten einde ze in het geheugen te houden. Dan, daar
dit mogelijk tot de huishoudelijke Militaire Administratie behoort, en zij
vertrouwen dat er altoos behoorlijk regard op zal geslagen worden, maken
zij geene zwarigheid UEdelmogende te adviseren den Souvereinen Vorst
dank te betuigen voor deszelfs ijver in het bevorderen van 's Lands
belangen en zich met het voorstel te vereenigen.
„Waarop", zoo vermelden de notulen der Staten-Generaal, „gedeli
bereerd zijnde, is goedgevonden en verstaan zich met hetzelve te
conformeeren".
Men zal toegeven, dat uit deze wijze van behandeling een gevoelen,
eene bedoeling omtrent den inhoud der art. 99 en 100 C. W. van
het Kamer-gedeelte des wetgevers niet te distilleeren valt. De Kamer
vereenigde zich met het gevoelen van de Regeering; de wet werd
aangenomen, zooals de Regeering die aan de Kamer had voorgelegd.
Wat nu leeren de stukken omtrent het gevoelen van de Regeering
betreffende ons onderwerp? Eene memorie van toelichting missen
wede Kamer ontving van de Regeering of liever van den Souve
reinen Vorst alleen den tekst van de ontwerpen. Officieel weten
we dus ook van de bedoeling van de Regeering niets, en staat ons
alleen de tekst der wet ten dienste. Maar wanneer wij bij het bestu-
deeren van dien tekst de vraag stellen: hoe komt het, dat in het
oorspronkelijk Crimineel Wetboek de poging slechts strafbaar is gesteld
van de feiten, genoemd in de art. 77, 108, 119, 155 en 156, en niet
b. v. ook van de feiten genoemd in art. 100, dan geeft de geschiedenis
der ontwerpen, door Prof. Van der Hoeven in 1883 van onder het
stof der archieven aan het licht gebracht, volledig antwoord.
Wat op ons onderwerp betrekking heeft, zij hier aan de hand van
dien Hoogleeraar in herinnering gebracht.