25K De Raad van State was evenwel van een ander gevoelen en adviseerde: De Raad van State zoude oordeelen, dat de geheele titel Over de misdaden en derzelver toerekening uit het Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk te Water zou behooren weggelaten te worden, gelijk ook uit het Wetboek te Lande. Deze beide titels zijn aan de aandacht van den Eersten President niet ontglipt. Hij merkt aan, dat wellicht niet zonder grond dezelve te wetenschappelijk zouden kunnen geoordeeld worden, doch dat hij echter in het behoud van dien titel in een Militair Wetboek geene groote zwarigheid vindt. Dat in allen gevalle art. 17, 23 en 24 van groot belang zijn en dat hij best oordeelt die geheele titels te behouden. Naar het oordeel van den Raad van State is de zwarigheid tegen het behouden van zulk een titel niet gelegen in het wetenschappelijke, hetwelk in een Algemeen Wetboek hoogst nuttig schijnt, vooral ten aanzien van het zoo gewichtig als teeder punt van toerekening. Maar zulk een titel schijnt gevoegelijk uit de Militaire Wetboeken te kunnen wegvallen, daar dezelve ongetwijfeld in het Algemeen Crimineel Wetboek zal voorkomen, en het dus veiliger is af te wachten, op welke wijze die materie aldaar zal behandeld worden, ten einde niet een mogelijk verschil in behandeling en uitdrukking tot verkeerde gevolgen leide. En het is daarom minder noodig die regelen in deze Militaire Wetboeken te plaatsen, omdat, ook het Algemeen Crimineel Wetboek door militaire rechters moet worden gelezen, onderhouden en toegepast. Naar dat Wetboek immers zullen zij de commune delicten, door militairen gepleegd, moeten beoordeelen, gelijk art. 12 duidelijk voorschrijft. De toerekening nu van deze en militaire delicten berust op algemeene wijsgeerige gronden. Het is waar, art. 17 behelst eene bepaling, welke in een Militair Wetboek alleenlijk kan en behoort plaats te vinden. Maar het vermogen, aan den Souvereinen Vorst gegeven, om in tijden van Oorlog eenige Algemeene bevelen te geven, welke dan, zooverre zij met de bedoeling strooken, als wetten gelden, kan zeer gevoegelijk bij een artikel van het le Hoofdstuk gegeven worden. Zoo is het ook gelegen met art. 24. Er is goede reden, om vast te stellen, dat dronkenschap bij militairen niet verschoonen moet. Maar ook dit stellig voorschrift vindt eene goede plaats in het eerste hoofdstuk; terwijl art. 23, zoowel als de overige hier voorgedragen artikelen, ontwijfelbaar onder de algemeene regelen behoort, welker opgave waar schijnlijk bij het ordinaire Crimineel Wetboek met anderen zal vermeer derd wordenwaarop de militaire rechters te letten zullen hebben.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 267