259
Indië de Koninklijke besluiten van 13 October 1882) hebben bepa
lingen daaromtrent ingevoerd in den geest van den Code Pénal.
De poging werd strafbaar gesteld van alle feiten, waarop eene
onteerende straf was gesteld, en voorts van die in overeenstemming
met de bepaling omtrent de correctioneele feiten van het gemeene
recht welke in het wetboek bepaaldelijk werden genoemd. Ten
aanzien van deze laatste hield men zich aan het bestaande, zonder
na te gaan of eene uitbreiding ook gewenscht was. Vóór dien tijd
kon daarvoor nog eenige verontschuldiging worden aangevoerd. Prof.
Yan der Hoeven had de geschiedenis der ontwerpen nog niet aan
het licht gebracht. Men kende de bedoeling van de oorspronkelijke
samenstellers, die in hun ontwerp strafbaarheid hadden opgenomen
voor de poging tot alle militaire misdrijven, niet, en is misschien
huiverig geweest bij eene partieele wijziging te diep in te grijpen.
Maar de wijzigingen in 1886 hier te lande bij de Invoeringswet
(in Indië bij Kon. Besl. van 19 December 1889) tot stand gebracht,
zijn een nieuw bewijs, hoe gering de belangstelling is in het militair
recht, zoowel bij hen, die geroepen zijn de Regeering voor te lichten,
als bij de Volksvertegenwoordiging. Toen had men sinds 1884 in
het werk van Prof. Van der Hoeven kunnen nagaan, hoe het kwam,
dat van slechts zoo weinige militaire misdrijven de poging was straf
baar gesteld; en wanneer men bekend was geweest met de gewrongen
uitlegging, die de jurisprudentie van art. 100 gaf, om toch maar
de poging met de volbrachte daad te kunnen gelijkstellen, dan had
men voorzeker met. beide handen het middel aangegrepen om daarin
verandering te brengen. Maar niemand scheen te weten, dat die
tweede titel van het Crimineel Wetboek, zooals de Commissie het
aanvankeljjk bewerkt had, er was uitgelaten, somdat zulk een titel
gevoeglijk uit de militaire wetboeken schijnt te kunnen wegvallen,
daar dezelve ongetwijfeld in het algemeen Crimineel Wetboek zal
voorkomen, en het dus veiliger is af te wachten, op welke wijze die
materie aldaar zal behandeld worden, ten einde niet een mogelijk
verschil in behandeling en uitdrukking tot verkeerde gevolgen leide".
Sinds 1881 had men eindelijk dat algemeen Crimineel Wetboek, in
den vorm van ons Wetboek van strafrecht; daarin was aangenomen,
dat de poging tot alle misdrijven strafbaar was; de Invoeringswet