261
Het komt mij voor, dat wie kennis neemt van dit historisch over
zicht, moeilijk meer zal kunnen beweren, dat het de bedoeling van
den wetgever van 1815 geweest is, de poging tot de feiten van
art. 100 C. W. gelijk te stellen met de volbrachte daad. Die wet
gever heeft in dezen niet geweten, wat hij bedoeld heeft, althans die
bedoeling niet in de wet neergelegd. Het ondoordacht schrappen van
een artikel heeft die poging feitelijk onstrafbaar gemaakt. Wil men
haar op rechtskundige gronden onder artikel 100 brengen, dan schijnt
mij de hulp van art. 17 (dat artikel, hetwelk voor alle rechtsgeleerden
een gruwel is) alleen afdoende.
G. J. W. Koolemans Beijnen,
kapitein der infanterie.