OPEN BRIEF VAN DEN KAPITEIN LOUW AAN DEN
REDACTEUR VAN HET I. M. TIJDSCHRIFT.
Mijnheer de Redacteur!
Aangezien in de beoordeeling van het eerate deel van mijn werk
over den Java-oorlog van 182530, voorkomende in de tweede
aflevering dezes jaars van het Tijdschrift onder Uwe redactie, eenige
onjuistheden en persoonlijkheden worden aangetroffen, verzoek ik U,
door plaatsing in de eerstvolgende aflevering van dat Tijdschrift van
het hieronder volgende, mij wel in de gelegenheid te willen stellen om:
le den beoordeelaar eenige inlichtingen te verstrekken, welke hij
schijnt noodig te hebben, en
2e mij te verdedigen tegen de aanvallen mij persoonlijk betreffend.
Reeds bij het lezen der eerste alinea stuit men op een onjuistheid.
De beoordeelaar beweert daar, dat de vrijstelling van alle diensten,
welke ik voor het verrichten mijner opdracht geniet, dateert van de
eerste helft van 1891.
Ik houd van nauwgezetheidvooral, wanneer daarvan de meerdere
of mindere hoegrootheid van de medewerking der Regeering afhangt,
iets wat Uw criticus in zóó helder licht wil plaatsen, dat hij cursief-
letters te hulp roept om zijn bedoeling die zeker voor niemand
onduidelijk is goed te doen uitkomen. Welnu dan, hij doet der
Regeering ongeveer negen maanden aan medewerking tekort: reeds
den len October van het jaar 1890 werd ik bij de YIIe afdeeiing
van het Departement van Oorlog tijdelijk werkzaam gesteld in den
door den beoordeelaar aangegeven zin.
Ik sprak hiervoren het vermoeden uit, dat een ieder zijn bedoeling
zal begrijpen't is immers duidelijkde medewerking der Regeering
was daarom zoo grootomdat het werk zoo lang duurde. Mij dunkt,