268 Deze moet in de gelegenheid zijn geweest om zoowel op politiek als krijgskundig gebied ondervinding op te doen, en, helaasdie gelegenheid werd mij niet geschonken. Ik zou hierop kunnen antwoorden, dat het niet mijn schuld is, dat ik die ondervinding niet opdeed; er zelfs op kunnen wijzen, dat ik de mij door het legerbestuur opgedragen taak verricht op verzoek van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, met welke argumenten allicht de bewering van den beoordeelaar omnent mijn onmondigheid zou kurnen worden bestreden, immers men zou mij toch gedurende de laatste jaren niet buiten den troep hebbeu gehouden en mij geen bijzondere opdracht hebben verstrekt, als men mij tot het uitvoeren daarvan niet geschikt had geoordeeld. Zoo ook zou het feit, dat mijn werk door twee achtereenvolgende Chefs van den Generalen Staf in Indië gunstig werd beoordeeld er toe kunnen bijdragen om des beoordeelaars betoog zeer te verzwakken, doch ik wil mij achter geen hoogere machten verschuilen, en alleen vragen of niet verscheidene militaire schrijvers in .Nederland, waar onder mannen van wie de beoordeelaar en ik nog veel zouden kunnen leerennomina odiosa sunt met mij in hetzelfde geval verkeeren Er zou over die quaestie van cursus, hoogereu cursus, en politieke zoowel als krijgskundige ondervinding nog heel wat op te merken zijn; ik dien mij echter te beperken en wil daarom eindigen met ook de inconsequenties van den beoordeelaar aan te toonen; de 9e alinea van zijn beoordeeling geeft mij daartoe de gelegenheid. Die negende alinea, aanvangende met: „Wij stemmen", en eindi gende met „te maken", is waarlijk voor iemand die van nialektiek houdt een extra-schoteltje! U volge mij een oogenblik Heer Redacteur. De beoordeelaar is het met mij eens, dat critiek onmisbaar is voor het leveren van een goed geschiedverhaal; dat zonder critiek de geschiedenis geen leermeesteres der volkeren kan zijn; hij noemt hoogerop (46 aiinea) de wijze waarop ik de bronnen gebruikte „meesterlijk" maar hij ontzegt mij tevens de bevoegdheid om de critiek uit te oefenen, welke hij met mij noodig acht, dus hij wil mij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 279