19 rijdende batterij 4 officieren, 74 onderofficieren en minderen en 96 troepenpaarden telde. Bij het IIIe Korps nu verloren: de 2e zware batterij 3 off. 45 ond. off en minderen en 50 paarden, v lichte 3 35 40 26 ,4,43 50 le rijdende 3 21 59 2e 4 30 n 78 Enkele batterijen hadden dus geen officieren meer en minder dan een kwart aan minderen en paarden. Hoogst belangrijk is hetgeen de schrijvers van de werkingssfeer der artillerie zeggen, o. a. dat de offensieve stooten der Fransche infanterie bij Yionville geregeld tusschen 1300 en 900 M. de krachtigst doorgezette aanvallende bewegingen op 600 M. tot staan kwamen en dan in een wanordelijken terugtocht overgingen. Eene goed opgestelde en voldoend sterke artillerie werd dan ook aan Duitsche zijde nimmer dichter genaderd, tenzij het den vijand gelukte haar te verrassen. Met de groote materieele uitwerking ging bovendien een niet minder hooge moreele gepaard, dewijl, zoodra de met de meeste volharding ondernomen aanvallen des vijands tengevolge van het artillerievuur waren afgeslagen, door het gevoel van volslagen onmacht ook de moreele kracht geheel gebroken was. Men gaat dan ook nu zoo ver in de aan artillerie te stellen eischen, dat zij: 1°. op 4000 tot 3000 M. reeds belangrijke verliezen moet kunnen toebrengen 2°. tusschen 3000 en 2000 M. een krachtige, en 3° beneden de 2000 M. een vernietigende uitwerkiog moet kunnen uitoefenen. Bij hetgeen over de „Vuurleiding" wordt gezegd, worden eenige stellingen of beginselen gepréciseerd, welke wij hieronder zullen ver melden, zonder ons daarin verder te gaan verdiepen. Het bestek van ons opstel zou anders te groot worden. Die beginselen zijn

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 30