295 Iets verder (blz, 483) erkent de Heer de Sauvage dat de gewes telijke intendanten met te veel administratieve werkzaamheden zijn overladen, om zich naar behooren aan andere zaken te kunnen wijden; hij stelt voor daarin verbetering te brengen door een zijner onder geschikte officieren, dien hij comptabele intendant noemt, verantwoor delijk te laten voor het deel der werkzaamheden, waarmede hij belast is. Indien men dan ook den bureau- chef, die met de werkzaamheden, den magazijnsdienst betreffende, belast is, rechtstreeks verantwoor delijk liet voor dat deel, dan zou de gewestelijke intendant inder daad eenigszins in de gelegenheid zijn iets in de door ons voorge stane richting te doen. Toch lacht ons deze regeling niet toe; het groote nadeel zou in ieder geval blijven bestaan, dat de officier, die voor den verpleegdienst wordt opgeleid, veel te lang aan die bestem ming onttrokken wordt om van die opleiding goede vruchten te pluk ken, en dat voor een veel grooter aantal dan noodig is, die opleiding moet worden bekostigd. Uit de voordracht van den Heer de Sauvage willen wij verder alleen nog dit releveeren dat hij, naar onze opvatting, waar hij spreekt over de opleiding tot officieren-kwartiermeesters (blz. 467) te veel uit het oog verliest, dat alle studiën, op het gebied van warenkennis gemaakt, alleen dan nut hebben, wanneer eene onafgebroken prac- tische toepassing daarop volgt. In het door spreker ontwikkelde systeem, zou de aspirant-officier al dadelijk bij zijne opleiding de voor den intendant noodige waren kennis leeren; in Indië aangekomen zou hij dan in normale omstan digheden 15 16 jaren dienst doen als kwartiermeester, waarbij warenkennis al zeer zeldzaam te pas komt, en dan, intendant ge worden, met het noodige aplomb in de commissie van arbiters van tijd tot tijd moeten optreden als deskundige. De hier voorgestane theorie heeft ten minste dit voor boven dothans beslaande werkelijkheid dat zij consequenter en minder kostbaar is. Beide zijn echter alleen deugdelijk op papier. Het is niet voldoende dat in de Instructiën voor den Hoofdintendant en de Gewestelijke Intendanten voorgeschreven is dat zij „hun aandacht wijden" aan enz., om het plichtmatige gedaan te hebben voor de zaken, die het voorwerp van die aandacht moeten zijn ook niet dat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 310