HET BRITSCH-INDISCH LEGER ZOOALS HET TEGENWOORDIG
IS SAMENGESTELD EN INGERICHT.
Vervolg van blz. 225).
Na deze voorafgegane algemeene beschouwingen over de aanvul
ling en de verpleging van het Britsch-Indisch Leger, dient thans
de formatie van de ondeideelen er van meer in het bijzonder te
worden behandeld.
1°. Het Militaire Huis van den Onderkoning.
1 particuliere secretaris (kolonel), (1)
1 militaire secretaris (luit. kol.),
4 adjudanten (l kapt. en 3 luits.),
3 toegevoegde adjudanten (luits.),
2 Inlandsche adjudanten (subadar-major en subadar),
1 geneesheer (luit. kolonel),
9 Europeesche adjudanten in buitengewoner, dienst (hoofd- en sub
alterne officieren).
2 Inlandsche adjudanten in buitengewoneu dienst (1 subadar ma
jor en 1 rissaldar major),
9 geneesheeren in buitengewonen dienst (generaal- en hoofdoffi
cieren),
6 assistent-geneesheeren (1 Europ. en 5 Inlanders).
De Europeesche officieren, die aan den Onderkoning zijn toegevoegd,
behooren gedeeltelijk tot het Britsche leger, gedeeltelijk tot het staf
korps of tot het korps van den Indischen Geneeskundigen Dienst.
De adjudanten in buitengewonen dienst behooren niet allen tot het
(1) De in de volgende bladzijden achter de betrekkingen bekend gestelde militaire
rangen waren die, welke op 31 Maart 1894 door de titularissen dier betrekkingen be
kleed werden. Als een gevolg van de open formatie bij het statkorps kunnen die
betrekkingen echter even goed door officieren van andere rangen bekleed worden.