20 1°. het vuur der artillerie moet op bepaalde doelen worden geconcentreerd 2°. het moet op oordeelkundige wijze over de gansche uitgestrekt heid van het aangewezen doel, zoowel in de breedte als in de diepte, worden verdeeld 3°. de artillerie moet niet meer dan noodig is van doel verwisselen 4°. zij moet zoomin mogelijk van stelling verwisselen; wanneer de omstandigheden dit vorderen, tot het uiterste stand houden en zich nooit door andere batterijen laten aflossen 5°. zij moet haar vuur verrassend en met alle beschikbare krachten tegelijkertijd openen 6°. het schieten over eigen troepen moet zooveel mogelijk worden vermeden, doch is niet altijd te ontgaan; 7°. de artillerie mag in beslissende oogenblikken het meest werkzame infanterievuur niet ontzien. Omtrent punt 6 het schieten over eigen troepen zij ons eene korte uitweiding geoorloofd. De minste eisch is hierbij, dat de projectielen niet dichter dan 10 M. over de vooruit zijnde troepen heengaan; geringe richtfouten ieveren dan minder gevaar op. Geheel zonder gevaar is trouwens het vuren over de troepen nooit, dewijl ontijdige springers niet uitgesloten zijn. Overigens bepalen de vorm der baan, de hoogtespreiding der projectielen en de toestand van het terrein, in hoeverre men in deze kan gaan. Met de schootstafel van het Nederlandsche veldkanon voor oogen, rekenen de Heeren Hoogeboom en Pop hunnen lezers voor, hoe het b. v. gesteld is, om op 2400 M. vurende over de infanterie heen te vuren, die zich 1000 M. vóór de kanons beweegt. Wijl n. 1 de verheffing in eenig punt der baan ongeveer een derde gedeelte is van het product der honderdtallen van de afstanden van dat punt tot den vuurmond en het doel, is die verheffing op 2400 M. vurende op 1000 M. vóór den vuurmond, aldus 10 X 14 46 M., welke afstand nu nog dient verminderd te worden met 2 H S.s0 en de hoogte van den troep, waarover men vuurt. 3

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 31