352 kostbaarsten ons betrouwden schat, het zelf waardeeren en bewaren van ons mannelijk karakter, en zij zijn ontrouw en eene schande voor hun vaderland, waarvoor zij zich als strijders gaven, terwijl zij door hun levenswijs zich ongeschikt maakten om den naam van hun vaderland in eere te houden en zich onze roemrijke krijgsge schiedenis waardig te toonen. Ik spreek tot u als een, die te recht trotsch is op de degelijke mannen, over wie ik tot hiertoe de eer gehad heb bevel te voeren en aan wier kloekheid en eergevoel ik het voor een zoo groot deel te danken heb, dat ik thans als uw opperbevelhebber u toespreek. Mijn zien op hen maakt het mij tot te grooter smart, wanneer ik anderen zie, die hunne eervolle betrekking tot oneer zijn. Ik zeg dit niet als zedepreekerhet prediken laat ik aan hen, wier eervolle roeping dit ismaar dit wil ik met hen u allen op het hart drukken „Is het niet beter en redelijker uw lichaam te beschouwen en behan delen als een tempel des levenden Gods, dan het te verlagen tot de vervallen hut van een schooier?" Bij velen schijnt nog steeds het begrip te bestaan, dat het kranigst deel onzer soldaten onder hen die drinken te vinden is. Ik voor mij geloof er geen tittel of jota van. Het is een van die verouderde wanbegrippen, gelijk te stellen en gedaan te geven met de meening, dat zij, die zich het meest roekeloos slecht gedroegen, de beste sol daten leveren. Ongetwijfeld, er is eene zekere mate van roekeloosheid en onverschilligheid, die vooral bij de eerste opwinding van een veldslag iets schijnen te beteekenen, maar het is een moedbetoon, waar in het minst niet mede te rekenen valt. Het karaktermerk, dat den waren soldaat onderscheidt en uitkomt in moeilijke omstan digheden en in een den geest nederdrukkende omgeving is een hoog plichtbesef, zelfgevoel en zelfbeheer. Gij, die u tot eene ver- eeniging aaneensloot, gij hebt dit gedaan om te komen tot een meer volkomen zelfbeheer en in uw midden beter de achting voor eigen persoon en karakter te bevorderen, en daardoor uw dienen van het vaderland eene grootere eer bij te zetten. Er is nog een ander punt, dat mij het toenemen van het aantal onthouders in onze gelederen zoo welkom maakt, en als een mor genrood van betere dagen voor onze legermacht is.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 367