353 Allen zult gij het wel met mij eens zijn, dat in Engeland onze uniform niet die ouderscheiding geniet, die daaraan in andere landen ten deel valt. Wat is daarvan eene voorname oorzaak? Ik verheug mij, dat ik meenen mag, dat het eene oorzaak is, die steeds minder reden van bestaan heeft, maar waarvan de schuld toch nog vcor een goed deel aan onze zijde ligt. Gedragingen, die u evenzeer als mij voor de oogen staan, kunnen den eerbied voor ons kleed niet bevorderen. De omgeving van onze kazernes en kampen, vooral in het vaderland, staan in nauw verband met al wat in kwaden reuk brengen kan. Daarom, wanneer het u ernst is met den wensch om onzen stand in de maatschappij tot meer eer te brengen, kunt gij wel niet beter doen dan de geheel-onthoudersbanier te volgen en u tot vereenigingen als onze legervereeoiging aaneen te sluiten. Zoo zij dan mijn laatste woord hedenavond tot u„Leeft zoo, dat gij u iu eene goede gezondheid kunt verheugen, en haar eerstge boren kind, levensgeluk, bezitten. Zoo doende zult gij ook zeer de degelijkheid en kracht bevorderen van de legermacht, waartoe gij behoort. Yoorts zult gij u zoo doende geschikt maken, voor hooger- staande betrekkingen dan onder uw bereik vielen, toen gij het vader land verliet. Wat ik u aanbeveel heeft niet ééne enkele schaduw zijde, maar zal ouders of betrekkingen op u met evenveel blijdschap en trots doen zien, als misschien droefheid en smart voor sommigen uwer aan de scheidensure verbonden waren." Wel mogen wij dit eene opmerkelijke toespraak noemen. Wat mij er vooral in treft, is, hoe weinig vorderend de soldaat van zijne meerderen is. In het gewone maatschappelijk leven getuigen mij nu 50 jaren ervaring, dat de werkende standen van hun meerderen geheel-onthouding eischen, eer hunnerzijds gewilligheid bestaat, om te doen wat hun eigenbelang zoo kennelijk en dringend noodig maakt. Ik vel in dezen geen oordeel, maar wijs er alleen op, omdat geluk kig reeds in ons eigen Indisch leger de bewijzen zijn, dat wat in het Engelsch Indisch leger zich voordoet, ook daar meer en meer zal openbaar worden, zelfs als onze officieren niet verder gaan dan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 368