25 bij te streven of zijn materiaal in den grond te rijden (wat trouwens in het circus bijzaak is), dan sluit dit nog geenszins in, dat het meerendeel zijner bewonderende lezers er met hun rosinanten of met Willempies" toe bevoegd is. Deze schrijver neemt een zoodanige vlucht op het gebied van dressuur, beschrijft zooveel acrobatiek in plaats van gymnastiek, dat zeker slechts enkele paarden dit vermo gen te presteeren, zeer weinige kunneu trachten het na te volgen of toe te passen, zonder enorm veel kwaad te stichen. Bemoedigend voor Nederiandsche africhters en onderwijzers is Plinz- ner's gulle bekentenis, dat men in Duitschland moet werken met zooveel onervaren instructeurs en remonteruiters. Ofschoon hij het gematigd zegt, zal. deze bittere pil van zulk een autoriteit zeker tot niet weinig meesmuilen in Pruisen aanleiding hebben gegeven. Niet temin kan het niet anders of dat oordeel is juist en even zeker is het Nederiandsche systeem veel beter dan het Uuitsche. In het Duitsche leger toch richt men bij ieder eskadron een getal daaraan toegewezen jonge paarden af. Het is niet mogelijk dat daar voor, zelfs maar in de meeste gevallen, bevoegde krachten voorhan den zijn, noch wat aangaat de instructeurs, noch wat betreft de remonterijders. In het. Nederiandsche leger is men genoegzaam doordrongen van het feit, dat men wel ieder die een normaal gebouwd lichaam heeft tot een bevredigend rijder van een afgericht paard kan maken, maar onmogelijk iedereen kan vormen tot een voor zijn taak berekend africhter van jonge paarden. Eu om die reden laat men bij het depöteskadron alle jonge paarden van het regiment dresseeren door enkele instructeurs en een beperkt aantal remonterijders, die zich uit den grooten hoop, als daarvoor het meest bekwaam, hebben doen kennen en dan nog speciaal daartoe werden opgeleid. Waarlijk zoo moet het zijn, dat zal ieder erkennen die bevoegd is de zaak te be- oordeelen. Het klinkt heel fraai, te decreteeren dat ieder officier van een bereden wapen maar als instructeur moet kunnen fungeeren en te werken met verzekeringen als deze: „men kan veel als men wil"; het blijft een onomstootbaar feit dat rijden van jonge paarden en zicht op paarden, tot op aanzienlijke hoogte een gave zijnde, onmogelijk van een ieder gevorderd kan wordeneischt men het toch

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 36