26 dan gaat het „tant bien que mal," en het resultaat is onvermijdelijk veel slecht gaande paarden, veel slecht rijdende ruiters, vroegtijdig verslijten van „het wapen van den cavalerist." Het is niet mogelijk in een kort overzicht al het wetenswaardige weer te geven, hetwelk in deze derde uitgave voorkomt en wel om de eenvoudige reden dat het boekje bij zijn beknopten vorm zoo rijk aan inhoud is. Men verwondere er zich dus geenszins over dat hier heel wat interessante opmerkingen en mededeelingen onvermeld worden gelaten; ik wil slechts trachten het voornaamste er uit de revue te laten passeeren, in de eerste plaats echter datgene wat volgens mijn meening nieuw is, of althans niet algemeen gehuldigd wordt of niet in die mate tot nog toe werd gereleveerd. Voor wien de zaak genoegzaam belang heeft, is de studie van het boek in zijn geheel en a tête reposée, de tijd en moeite overwaard. Het eerste hoofdstuk wordt door den schrijver „inleiding" genoemd de lezing er van is echter onmisbaar voor het begrip van de vier overige kapittels. Er worden de volgende vragen in behandeldwat is paardendressuur, doel en principes daarvan, beoordeeling van het paard van het standpunt der africhting, algemeenen gang der dressuur. De africhting wordt gedefinieerd als een systematische gymnastiek, welke beoogt den ruiter heerschappij over het paard te verleenen en het in staat te stellen onder diens gewicht het hoogste te presteeren. De kortheid dezer bepaling, welke haar voor een oningewijde in de rij kunst bijna waardeloos maakt, bewijst al dadelijk dat Plinzner zich tot denkende ruiters wendt, die niet voor het eerst van hun leven iets van africhting hooren. Dit blijkt verderop telkens en ofschoon ik het werk als zeer degelijk beschouw, is het dan ook niets minder dan een leidraad voor menschen die beginnen te rijden. Dadelijk daarna wordt gezegd, dat de vorm waarin het paard voor dat doel (den afgerichten toestand) gebracht moet worden geenszins een standmodel is, bij alle paarden volstrekt niet dezelfde en dat het eene paard, om goed te gaan, wegens zijn bouw dieper, het andere hooger met zijn neus moet loopen. Hier wordt gebroken met het nog veel gehuldigde denkbeeld, dat ieder afgericht paard de lijn „voorhoofd neusrug" loodrecht moet dragenverderop zegt Plinzner dat bij veel paarden de bouw mede-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 37