374 moesten naar elders worden overgebracht. Een nieuwe hoofdplaats diende dus gesticht en dit ware te doen nabij Prambanan, aan de Zuidelijke helling der Merapi, tusschen Djokjakarta en Soerakarta gelegen. De factorij der Nederlandsche Handelsmaatschappij en de Javabank moesten dan worden overgebracht naar Soerabaja, waarna de handel van Batavia zich van zelf wel naar Soerabaja verplaatsen zou. De militaire etablissementen te Batavia aanwezig moesten eveneens verwijderd en naar Soerabaja, Willem I en Tjilatjap worden over gebracht. Aangezien Batavia trots al die veranderingen, aan den vijand nog altijd uitgestrekte hulpbronnen zou blijven aanbieden, moest er te midden der volkrijke wijken eene citadel verrijzen, waaruit men den vijand zou kunnen beletten er zich vreedzaam te vestigen. Soerabaja, reeds nu eene gewichtige stad door de militaire en maritime etablissementen, zou dan nog veel gewichtiger worden en kon dus niet blijven in den staat, waarin het zich bevond. Men besloot daarom het te omwallen en er eene volledige vesting van te maken. Het kreeg daarenboven eene citadel, die gebouwd werd aan den mond der Kalimaas, een tak van de Bran tas, die hier in zee valt. Te Semarang kwam eveneens een citadel, die dezelfde bestemming had als die te Batavia en die bovendien eene kleine vlakte zou be strijken, welke op den linkeroever der rivier van Semarang den vijand tot landingsplaats zou kunnen dienen. Werden al deze maatregelen in hun vollen omvang genomen, dan zoude men moeten erkennen, dat een vijand, wilde hij zich niet tot ondergeschikte handelingen bepalen, weinig anders overbleef, dan in Midden-Java te landen en daar ons veldleger op te zoeken. Men achtte dit eene uitgemaakte zaak en werkte het plan van verdediging in overeenstemming daarmede verder uit. Tjilatjap werd aangewezen als het punt, waarop de krijgsmacht van Midden-Java zoo noodig zou terugtrekken. Deze plaats, gelegen aan eene baai, die grootendeels door het schier onbewoonde en rotsachtige eiland Noesa-Kembangan van de open zee wordt afgescheiden, bezit eene ruime en veilige reede en kan uit Europa bereikt worden, zonder straat Sunda of straat Bali aan te doen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 391