377
Augustus 1853 werd vastgesteld en dat voor zoo ver bekend nog
niet is afgezworen, kwam in vele opzichten overeen met dat, hetwelk
van den Bosch van der Wijck ontworpen hadden.
De defensie der buitenbezittingen bleef ondergeschikt aan die van
Java en dat eiland moest in de binnenlanden worden verdedigd.
Men bleef aannemen, dat de vijand vermoedelijk in Midden-Java
zou landen en de vesting Willem I, de mooie positie van Ambarawa,
benevens Tjilatjap, als operatiebasis en veilige haven, behielden der
halve hun volle waarde.
In het bepaalde ten aanzien van Semarang en Soerabaja kwamen
slechts wijzigingen van ondergeschikten aard, althans uit een strategisch
standpunt beschouwd. Hetzelfde kan gezegd worden van de inrichting
van straat Madoera tot veilige haven en van de positie bij Onrust,
deze laatste kwam echter op kleinere schaal, dan aanvankelijk bedoeld
was, tot stand.
De nieuwe militaire weg werd als noodzakelijk beschouwd, in
zijne richting kwamen echter eenige verbeteringen, maar de hechte
gebouwen met steenen reduits daarlangs gebouwd of nog te bouwen
werden overbodig geacht. Te recht oordeelde men, dat veldwerken
hier even voldoende zouden zijn. Ngawi was gereed en bleef bestaan,
voor Gombong was nog slechts het steenen reduit gebouwd, doch de
verdere bouw werd gestaakt, de bouw der beide andere werken niet
aangevangen. De meening, dat de vijand al die vestingen en forten
zou moeten belegeren, geraakte ten rechte op den achtergrond en
men kreeg de overtuiging, dat hij aanvankelijk althans met eene
observatie zou kunnen volstaan.
Daarentegen week het stelsel van 1853 in één hoofdpunt geheel
af van dat van van den Bosch van der Wijck.
De zetel der Indische regeering bij Prambanan ontworpen, kwam
namelijk te vervallen, Batavia moest de hoofdstad van Nederlandsch-
Indië blijven.
Niettemin werd bij het nieuwe stelsel aangenomen, dat de Hooge
Indische Regeering bij het uitbreken van eenen oorlog tegen een
Europeeschen vijand, haren zetel van Buitenzorg naar Midden-Java,
en wel naar Kedong-E.ebo moest overbrengen.
De daartoe noodige gebouwen zouden reeds in tijd van vrede worden