382 omvangrijk waren dan tegenwoordig; dat het aantal Europeanen sedert aanmerkelijk toegenomen is en dat ook bij de Inlandsche bevolking op verre na niet meer die mate van slaafsche onderweiping aan de boven haar gestelde machten wordt gevonden, waardoor zij zich toen kenmerkte. De voorstanders van het beginsel, dat de verdediger den oorlog moet rekken en aanvankelijk, den aanvaller steeds moet ontwijken, gronden verder hun stelsel daarop, dat terwijl de aanvaller dienten gevolge aanmerkelijke verliezen ondergaat, de verdediger daarentegen niet verzwakt en dat de hulpbronnen, die het land zelf oplevert, ruimer voor den verdediger vloeien dan voor den aanvaller, terwijl bovendien de eerstgenoemde den bijstand van zijne vestingen en van het volk geniet. Dat de aanvaller aanzienlijke verliezen zal ondergaan, wanneer hij geruimen tijd door eene vooraf nagenoeg geheel verwoeste landstreek moet marcheeren, is voorzeker aan geen twijfel onderhevig. Gedurende dien tijd evenwel zal ook onze krijgsmacht niet weinig slinken, in dezelfde mate als hare hulpbronnen minder mild zullen gaan vloeien. Men vergete bovendien niet, dat de aanvaller in bestendige gemeen schap met Britsch-Indië en Europa blijft, ergo kan doen aanvullen, wat hij inteert, terwijl wjj in de binnenlanden van Java vrij wel opgesloten zullen zitten. Verdedigen wij Java in de binnenlanden en is de vijand eenmaal meester van eene strandresidentie, dan zal deze van zelf niet nalaten, op allerlei wijze van dit voordeel gebruik te maken. Het rekken nu der verdediging zoude naar veler meening onze krijgsmacht te erger verzwakken, nu onze hulpbronnen voor zoo ver die in het moederland moeten worden gezocht voor ons tijdelijk ontoegankelijk zijn. Bovendien moet niet al te veel door ons op de ondersteuning der bevolking worden gerekend; het Javaansche volk zal ons leger niet versterken als conscrits, als schutters, als nationale garde, als landweer; het zal vermoedelijk voorshands onverschillig blijven bij het groote drama, dat in zijn midden afgespeeld wordt en ons dus ook niet die vele diensten bewijzen, die de landzaat zoo gaarne over heeft voor een nationaal leger, dat den vaderlandschen bodem verdedigt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 399