28 van den wervelkolom en een krampachtig vasthouden daarvan in bovenwaartsche kromming, hetwelk alle verband (samenwerking) tus- schen voor- en achterhand uitsluit, terwijl de tonische spanning van den rug juist de voorwaarde is om dat verband te bemiddelen. Yan den anderen kant zal eveneens het verband tusschen voor- en achterhand geheel gemist worden, wanneer het paard den rug onder den invloed van den last laat doorzakken, dien niet steunt door een daaraan geëvenredigden tegendruk van den wervelkolom, bemiddeld door vermeerderde samentrekking der buikspieren. Ook dan loopen noodwendig voor- en achterhand ieder op hun eigen ge legenheid. Paarden, welke door tonische spanning van den rug het verband, dat in onbelasten toestand tusschen voor- en achterhand bestond, handhaven, nu de wervelkolom in het midden zwaar wordt belast door den buikspieren een aan dat gewicht geëvenredigde mate van samentrekking te geven en die tevens hunne rugspieren gebruiken om voor-, midden- en achterhand, wat het rompgedeelte betreft, als één geheel te doen arbeiden, zulke paarden noemt Pliuzner „Rücken- ganger". Daarentegen dezulke (en volgens hem vormen zij het meerendeel der Pruisische cavaleriepaarden) welke het verband tus schen voor-en achterhand of actief verbrekeu door er een stijf gewelfden wervelkolom tusschen te brengen (krampachtig saamgetrokken buik spierenof wèl die gedogen dat het verband verbroken wordt door den rug slap na te geven zonder genoegzamen steun door de buik spieren, „Schenkelganger". Wel te verstaan rept Plinzner zelf nergens van de taak der buik spieren, schoon dit tot juist begrip der zaak waarlijk niet overbo dig was. Ik waag mij niet aan een vertaling, ik bedoel dat ik niet de pre tentie heb voor die uitdrukkingen JSederlandsche woorden te kiezen of liever te „smeden". Yoor het maken van nieuwe woorden ben ik zeer huiverig. Om dat te wagen moet men zich zeiven toekennen een zoodanig gezag over de taal, dat men zich geroepen durft achten haar te verrijken. Dat mogen mannen doen als Multatuli, Busken- Huet, Alberdingk-Thijm, prof. de Yries; maar dat kan, zonder ver regaande arrogance, een paardenarts zeker niet probeeren. Het volk maakt de taal, individuen doen dat slechts wanneer ze

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 39