391 8 troopsofficieren (jemadars); 639 onderofficieren en minderen; (1) 2 hospital assistants; 9 Inlandsche werklieden(2) 16 volgers (3). Bij elk regiment behooren 540 rijkspaarden. De bewapening is dezelfde als bij de Bengaalsche cavalerie. Het korps Mineurs en Sappeurs bestaat uit 9 compagnieën, waarvan 6 zoogenaamde service companies voor gewone diensten2 depötcompa- gnieën, gemerkt A en B, waarvan A voor speciale diensten en eene Birma compagnie. De organieke sterkte van het korps bedraagt: Europeanen 1 commandant (majoor); 1 superintendent van het geniepark en den trein (majoor); 1 superintendent voor het onderwijs (kapitein) 1 adjudant (luitenant); 9 compagniescommandanten (kapitein of luitenant) 9 compagniesofficieren (luitenants) 1 officier van gezondheid (luitenant-kolonel); 31 onderofficieren. Inlanders 23 officieren (4); risaldar en ressaïdar genoemd worden, hebben zij bij het Madras leger denzelfden titel als de comp. commandanten bij de inf. (subadar). Ook bezitten de Madras regi menten geen woordie major, doch wordt de dienst van Inlandseh adjudant door één der jemadars verricht. (1) Hieronder begrepen 4 leerling paardenartsen (veterinary pupils), 16 recruut boys en 14 pension boys deze worden alleen aangetroffen bij de formatie der Madras regimenten, doch niet bij die der beide andere legers. (2) Te zamen uitmakende het personeel eener smidse. (3) Deze 16 volgers zijn attested Bovendien zijn aan elk regiment nog een aantal paardenoppassers en grassnijders toegevoegd, die niet „attested" zijn. Het aantal dezer wordt in de Army List niet opgegeven. (4) 1 subadar major, 8 subadars en 15 jemadars (waarvan 1 Inl. korps adjudant).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 408