29 op dit gebied corypheeën zijn, welke voor honderdduizenden tellen. Men neme dit dus aan als de reden waarom ik de Duitsche woorden behoud; in weerwil daarvan zijn de begrippen die Plinzner met zijn „Rücke'nganger" en „Schenkelganger" wil uitdrukken mij volkomen duidelijk. Ik vlei mij hem goed begrepen te hebben door ze te in terpreteeren gelijk ik boven deed. Toch wil ik nog trachten langs een anderen weg weer te geven hoe ik het mij voorstel. Neemt een gewicht in uw hand, zeg van 5 Kilogram, d. w. z. hangt het aan uw vier gebogen vingers met den arm recht naar beneden langs het lijf. Laat nu het gewicht eerst eenvoudig hangen gelijk het aan een touw zou doen, zoodat gij voelt dat het uw weefsels eenigs- zins uitrekt. Uw spieren doen nu niets; nu hebt ge den toestand van den Schenkelganger, welke zijn rug slap laat doorbuigen door het gewicht van den ruiter, zonder door zijn buikspieren hoofdzakelijk, door zijn rugspieren als hun antagonisten voor zooveel noodig, den wervelkolom steunt en terugbrengt in de richting vóór het opstijgen. Spant nu uw armspieren aan zonder in het minst uw ellebooggewricht te buigen, hetgeen gij bewerkstelligt door uw hand krachtig te sluiten. Gij gevoelt dat het gewicht nu niet meer hangt aan uw weefsel als aan een touw, maar dat uw matig saam getrokken spieren (strekkers en buigers gelijkelijk en dus elkanders werking in evenwicht houdende), het dragen. Zulk een toestand van rug- en buikspieren is die van den Riickenganger en waarborgt verband tusschen voor- en achterhand door de anatomische ligging en inrichting van beide spiergroepen, welke ik, met het oog op het belang van de zaak, later oppervlakkig wil beschrijven. Neemt, om u den toestand van den opgetrokken rug te verdui delijken, de volgende proef. Legt de vuist op de tafel met de knok kels naar boven, strekt den arm vrij, d. w. z. niet door de tafel on dersteund. Spant nu de buigers van het ellebooggewricht, dat zijn de onderliggende spieren, sterk aan; ge voelt en bij ontblooten aim ziet ge ook, dat de bovenvlakte van den arm zich omhoogwelft, ge gevoelt dat de strekkers nu worden gespannen wijl ze een boog in plaats van een rechte lijn vormen {niet gespannen in den zin van saamgetrokken, maar van gerekt). Dit is de toestand waarin zich de rug bevindt van den Schenkelganger, welke dat lichaamsdeel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 40