421
waarschijnlijke gemiddeld trefpunt even ver van het doel ligt als dat
van de gebezigde opzethoogte.
III. Wanneer men heeft geconstateerd dat correctie noodig is,
dan is het in de eerste plaats de vraag hoe groot deze moet wezen. Om
dit te bepalen kan men van twee beginselen uitgaan
a. Men bepaalt de waarschijnlijkheid posteriori dat een volgend
schot met de gebezigde opzethoogte in de ééne of andere richting zal val
len en corrigeert dan zoodanig, dat die waarschijnlijkheid gelijk wordt
aan een half, dat wil zeggen dat zij de waarde krijgt, die de meeste
kans geeft dat 50°/0 der schoten vóór en 50°/o achter het doel vallen.
b. Men bepaalt de meest waarschijnlijke waarde van de kans, dat
een volgend schot met de gebezigde opzethoogte in de ééne of andere
richting valt, beschouwt deze als de ware, en corrigeert zóódanig dat
zij gelijk wordt aan d. w. z. tot zij gelijk wordt aan de waarde,
die zij moet hebben als het gemiddeld trefpunt in het doel valt. Door
de correctie komt men dus tot de opzethoogte, die de meeste kans
heeft de ware te zijn.
De eerstgenoemde methode zullen wij niet nader bespreken; wij
zullen hier beneden aantoonen, dat de toepassing er van minder
gewenscht is.
Het beginsel sub b genoemd zullen we nader uitwerken, en verder
laten zien hoe men dan de grootte der correctie bepaalt.
Wanneer men de beide nauwe grenzen gevonden heeft en dus met
K (zooals we voortaan de kleinste der nauwe grenzen zullen voor
stellen) een met Gr (de grootste nauwe grens) een -f- schot heeft
verkregen, en men herhaalt dan het schot met eene der beide grenzen,
dan is, zooals beneden blijken zal, correctie noodig, wanneer dit schot in
dezelfde richting valt als het vorige, met dezelfde opzethoogte gedaan.
Ter bepaling van de grootte der correctie moeten wij dus volgens het
aangenomen beginsel de meest waarschijnlijke kans bepalen, dat een
volgend schot met die opzethoogte, waarmede twee schoten zijn gedaan,
eveneens in dezelfde richting valt als de andere.
Laten wij aannemen dat met K 2 schoten, met Gt één -f- schot
is waargenomen. Stel nu de kans priori voor een schot met K gelijk
aan x, dan is de kans k priori voor een -j- schot met diezelfde opzet
hoogte 1 x.