- 426 Eene dergelijke nauwe grens is dus onmogelijk toe te passen bij het lange getrokken geschut. Yoor het vuur met mortieren met hunne grootere LS50 en hunne grootere invalshoeken, dus geringere verplaatsing van het gemiddeld trefpunt door wijziging van opzet hoogte, is dit bezwaar veel minder groot. De nauwe grens mag echter ook theorethisch een zeker minimum met overschrijden. Als eisch moet men stellen, dat het waarschijnlijk is dat de juiste opzethoogte tusschen de nauwe grenzen inligt. Heeft men dus met K een schot, met G een schot verkiegen, dan moet het verschil tusschen K en G zóó groot zijn, dat de waar schijnlijkheid, dat de juiste opzethoogte tusschen K en G inligt, grooter is dan r. Deze waarschijnlijkheid is gemakkelijk als volgt te berekenen: Stel de kans voor een schot met K=x, dan is de kans voor een -j- schot met G 1 x -j- p. De waarschijnlijkheid a posteriori, dat de kans voor een schot met K x is, is, als met K een en met G een -)- schot is verkregen W x(l -f p x) S' x 1 4-p x) dx dx (Zle begin8el III). Wanneer de werkelijk goede opzethoogte K is, dan is x gelijk aan 1/2 is G de goede opzethoogte, dan is x -f p, en dus is de kans dat de juiste opzethoogte tusschen K en G inligt dezelfde als de kans dat x ligt tusschen i/2 e" V« P, of met andere woorden is die kans gelijk aan H p x (1 p x) dx <Sp x (1 -)- p x) dx Bij uitwerking vindt men daarvoor 3 P 3 P" 2 P3 2+6p— 6p2—2p3 Deze kans moet minstens 1 /2 zijn, dus uit: 3 p 4- 6 p2 -f- 2 p3 2 öp 6p2 2p3 2' V*ndt mea eene grenswaarde van p, die niet overschreden mag worden. 3p 6p2-f2p3 l -j- 3 p 3 p2 p3 3 p3 -j- 9 p2 1 0 p3 3 p2-i 0 p 0.317 Hoogstens is die kans 1 en dan vindt men voor p 0.5. 0.317

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 443