431
■werd dit na dien tijd, toen een burgergouverneur den zetel van
generaal van der Heijden ingenomen had.
Kon bijvoorbeeld de aanuemer der levensbehoeften voor de posten
tot Mei 1881 zijne vivres, zonder of met een klein militair geleide
gerustelijk expedieeren, gaandeweg werd hij genoodzaakt den plaat
selijken commandant om zulke sterke gewapende dekkingen te gaan
vragen, dat de uiterste krachtsinspanning onzer troepen daarvoor
noodig was.
Zelfs konvooien naar posten, die in de onmiddellijke nabijheid van
Kota-Radja lagen, en die weleer door 5 gewapeuden werden begeleid,
moesten spoedig hunne minimum" dekking op 30 soldaten bepalen.
De onveiligheid op de groote wegen voorts was alleugskens zóó
toegenomen, dat de gouverneur in zijne rapporren niet langer van
„enkele roovers", doch van „kwaadwilligen en maraudeurs, en ein
delijk van „vijandelijke benden" moest gewagen.
Mannen als Njaq Hassan, Pang Saman, Panglima iNjaq Biutang
bewogen zich vrijelijk op elke plaats in ons gebied, nu de militaire
waakzaamheid de door den generaal van der Heijden ingestelde
patrouilledienst door Pruijs van der Hoeven verboden werd, en het
gevolg er van was, dat van tijd tot tijd eene ons vijandige bende
zich plotseling in eenige kampongs vertoonde, er haren slag sloeg
en ongehinderd haren buit buiten de linie in veiligheid had gebracht,
vóór dat ons bestuur van een en ander kennis bekwam.
Door het succes aangemoedigd, sloten zich gaandeweg meer
Atjehers bij die benden aan en werden deze zoo talrijk, dat het veelal
geringe zielental der bevolking van eenige kampong hen niet meer
dorst te weerstaan.
Lang duurde het dan ook niet meer, dat ook aan den gouverneur
Pruijs van der Hoeven blijken zou, wat door kolonel Haus reeds
geruimeu tijd te voren was beweerd dat bij vele gebeurtenissen
van vijandelijken aard, de zoogenaamde „bevriende" kampongbewo
ners even hard medededen als onze „officieele" vijanden.
De tocht naar Moereh (1) en de op 17 en 19 Mei 1882 gedane
aanvallen op de gewapende dekking der werkers aan den weg Toeng-
(1) Zie aflevering 10 van ons Tijdschrift, jaargang 1894, waarin de tocht naar
Moereh beschreven werd.