432 koep-Montassik bewezen althans voldingend, dat de bevolking der Moekim Melajoe Tjot Saloeran en Hoho de benden van Tengkoe di Tirou en van Pauglima Njaq Bintang een handje geholpen hadden. Om intusschen billijk te oordeelen, hield kolonel Haus bij het uitspreken zijner meening, wat er te Aljeh diende gedaan en nagelaten te worden, er rekening mede, dat men er te doen had met een krijgshaftig, tevens roof- en moordziek volk, wiens weerstandsvermogen in al den tijd, dien wij tegen hetzelve strijd gevoerd hadden, er ten eenenmale niet op verminderd scheen. Vergat de kolonel Haus ten rechte mede niet, dat sedert de vorige eeuw eene volslagen anarchie in het Atjehsche sultanaat geheerscht had, dat binnenlandsche onlusten er op den duur veelvuldig voor kwamen, roof- en moordtochten aan de orde van den dag waren, wijders dat het gevoel van trouw, eerlijkheid en zedelijkheid bij het volk weinig ontwikkeld was, en nog is, dan kon in trouwe niemand gaan eischen, onverschillig of er een civiel- of militair gouverneur aan het hoofd der zaken stonddat Groot- Afjeh reeds in het jaar 1882 een volmaakt rustig land zou zijn Zoo laDg toch naar de meening van Haus de rampen van den oorlog niet vergeten en hersteld zouden zjjn, het volk niet zou hebben ingezien, dat de overheersching van den kafir geen ongeluk maar welvaart aanbracht, zoolang het volk niet zoude geleerd hebben zijn kwade neigingen te beheerschen, zijne hartstocht te bedwingen, zoolang er niet een nieuw geslacht zou opgegroeid zijn onder een gematigd Europeesch bestuur, dat alle overdreven en schadelijke philantropie ter zijde stellende, elke overtreding tegen orde en veiligheid streng tegen gaat en straft, tot zoo lang zou, naar de meening van den kolonel Haus, inderdaad Atjeh niet met eene normale bestuursorganisatie te regeeren zijn. Er moest echter naar 's kolonels gevoelen verbetering in den toestand komen, want de zaken gingen zich'baar achteruit; de levens middelen stegen voortdurend in prijs, de kleinhandel in Groot-Atjeh geraakte in eenen gedrukten toestand en de veiligheid nabij den kraton was reeds zoo verminderd, dat langs den weg Kota Radja Olehleh en langs dien van OlehlehPakau Badak de Maraksanen enkele ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 449