458
1872, door den generaal van Swieten, zonder dat hij zijne toevlucht
nam tot hatelijkheden en insinuatiën, op eene waardige wijze is
beantwoord, en bovendien onder den titel „Generaal van Swieten en
het Militair Tijdschrift", en onder het motto „Qui se fache a tort" zoo
ik meen, grondig is weêrlegd in het „Kieuw Bataviaasch Handelsblad"
KT08, 102, 108, 104 en 105 v/m 30 April t/m 3 Mei 1872, welk
opstel werd overgenomen in de maileditie van dat blad dd. 8 Mei
1872 N°. 18. Bedriegt mijn geheugen mii niet, dan is hetgeen door
wijlen den generaal van Swieten in het „Tijdschrift voor Nederlandsch-
Indië van Juli 1872 werd aangevoerd nooit weêrsproken. Even
min herinner ik mij, dat dit is geschied, ten aanzien van de wederlegging
van „Protest" in de bovenvermelde nummers van het Nieuw Bata
viaasch Handelsblad. Toch was dit noodig geweest, alvorens de
heer Kielstra zijne beschuldigingen in het „Indisch Militair Tijdschrift"
van December 1894" „klakkeloos" (het woord is van den heer E.)
neerschreef. Of is alleen het woord van den heer Kielstra voldoende,
om na een drie-en-twintig jarig tijdsverloop weg te cijferen, hetgeen in
1872 tegen „Protest" werd te boek gesteld?
In het Nieuw Bataviaasch Handelsblad Nos. 136, 145, 146, 180
van 1870 en 2, 3, 6, 7 en 11 van 1871 schreef ik onder het opschrift
„Het Indische Leger" vijf opstellen, waarvan de twee laatste han
delden over de 2e klasse van militaire discipline en over rietslagen.
Daarop, in het Nieuw Bataviaasch Handelsblad van 29, 30, en 31
Maart 1871 en 1 April 1871 het eerste gedeelte, betrekking hebbende
op onderofficieren en minderen, van: „Wat ondermijnt de discipline
in 't Indische Leger?" Waarvan het 2e gedeelte, betrekking hebbende
op officieren, verscheen in genoemd blad van 10, 11, 13, 16 en
17 October 1871. In hetzelfde jaar, in den aanvang der maand
Juli: „De tucht in ons Leger" en „De heer Nierstrasz, het Militair
Tijdschrift en het Hoog Militair Gerechtshof." Buitendien in het
Indisch Militair Tijdschrift N°. 10 van 1871, naar aanleiding van
een opstel van den kapitein J. P. Haus in N°. 7 van dat Tijdschrift:
„Een woord over onze krijgstucht" en in N°. 2 van 1872 ter beant
woording eener repliek van den heer Haus nogmaals: „Een woord
over onze krijgstucht". Al die opstellen ademden den geest, die
doorstraalde in het opstel: „De rietslagen bij het Nederlandsch-Indische