459
leger" door den luitenant-generaal J. van Swieten en behelsden
een niet minder strenge veroordeeling der toepassing van de straf
van rietslagen bij de korpsen, als door dien opperofficier was uit
gesproken. Derhalve geen wonder, dat ik zeer met het opstel van
den generaal van Swieten was ingenomen (1), met zelfvoldoening
zag, dat mijne denkbeelden omtrent die straf werden gedeeld door
een der verdienstelijkste mannen onder hen, die de eer hadden gehad
aan het hoofd van het Indische Leger te staan, en dat ik ten volle
met den achtenswaardigen generaal sympathyseerde. Maar daarom
ook geen wonder, dat ik met diep leedwezen kennis nam van de
hatelijke insinuatiën, die in het Indisch Militair Tijdschrift waren
opgenomen tegen den oud-commandant van het Indische leger, die
het gewicht van zijn naam wel in de schaal had willen leggen, waar
het er op aankwam de bevoegde autoriteiten over te halen tot het
afschaffen der straf van rietslagen bij de korpsen. Pas was mij dan
ook „Protest" onder de oogen gekomen, of ik zette mij neder, om
de verontwaardiging, die het bij mij en bij velen met mij had opge
wekt, onder woorden te brengen.
Een opstel, waarin ik aantoonde hoe deerlijk de schrijver (2) van
„Protest" zich vergiste, toen hij den generaal van Swieten bedoelingen
toedichte, waaraan die generaal stellig nooit had gedacht en hoe die
schrijver (2) door zich boos te maken, zich op te winden, een alles
behalve bezadigden toon aan te slaan, soms zelfs te schermen tegen
windmolens, zijn stuk veel in waarde had doen verliezen.
Maar toen ik het door mij geschrevene, met verzoek om het in
zijn blad op te nemen, den heer van Lier, redacteur van het Nieuw
Bataviaasch Handelsblad, aanbood, stelde deze, niet minder dan ik
verontwaardigd over het stuk in het Militair Tijdschrift, mij vooi,
hem toe te staan om er nog het een en ander bij te voegen, en het
daarna als van hem afkomstig, in zijn blad op te nemen.
Ik had daartegen geen bezwaar. Mijn stuk kon toch alleen in
waarde winnen, wanneer iemand zoo gewoon om de pen te voeren als de
(1) Persoonlijk was mij de Generaal van Swieten bijna geheel onbekend. Eens
sprak ik hem bij het overbrengen eener dépêche van den Commandant der 2e Mil.
afdeeling. Later nog eens in Nederland, maar telkens gedurende eenige minuten.
(2) Of de schrijvers.