GEVECHTEN TE MELABOEH (ATJEH'S WESTREST) Reeds sedert zeven jaren hadden de kwaadwilligen, onder leiding van een energiek hoofd, Tengkoe Batoe Tonggal, de verbinding van het strand te Melaboeh met het binnenland volkomen in hun macht, door een zeer doeltreffend stelsel van versterkingen. De kwaadwilligen verspreidden schrik en onsteltenis onder de met ons bevriende Atjehers. Verscheidene invloedrijke hoofden hadden zich, hetzij gedwongen, hetzij vrijwillig, aan de zijde van den beruchten Batoe Tonggal geschaard en veroorzaakten onze versterking te Melaboeh zeer veel last. In het laatst van 1898 en begin van 1894 was het den heer A. J. C. de Neve, waarnemend assistent-resident van Atjeh s Westkust, eindelijk gelukt, oneenigheid te verwekken onder de vijan delijke hoofden, waarvan het gevolg was, dat o. a. Tengkoe Hadji Bin Saleh, een invloedrijk hoofd en eenige andere hoofden van minder beteekenis zich onderwierpen. Al spoedig wreekte zich Batoe Tonggal op de bevrienden en de overloopers. Tengkoe Bin's geliefde vrouw, Tjot Poetih, werd door de kwaad willigen geroofd. Een en ander was oorzaak, dat de haat tusschen de kwaadwilligen en de bevrienden hoe langer hoe grooter werd en toen dan ook de heer de Neve de bevrienden aanspoorde met behulp der Kompame de kwaadwilligen van Melaboeh te verdrijven, verklaarden zij zich hiertoe bereid. Tengkoe Batoe Tonggal had met zijne benden eene rij van ver sterkingen bezet, die zich van strand tot strand uitstrekte en dus volkomen de landtong van het binnenland afsneed. IN DE MAANDEN EeBRUARI EN MAART 1894. (met een kaart).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 480