470 5 donderbussen, 3 achterlaadgeweren, 21 voorlaadge weren, 60 stuks blanke wapenen. Ofschoon het gevecht bij Sjech Daoed den vijand zware verliezen berokkend had, liet Tengkoe Batoe Tonggal den moed niet zakken en moesten de bevrienden steeds op hunne hoede zijn, wilden zij niet overrompeld wordenvan het nemen der overige vijandelijke bentengs was bij hen geen sprake. De civiel en militair gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden gaf nu den last, dat de overige bentengs zouden genomen worden door de bevrienden, nadat deze bentengs door een krachtig artillerievuur waren geteisterd, terwijl bovendien de aanval der bevrienden zou onder steund worden door salvo's onzer infanterie. Den 9™ Maart 1894 kwamen te Melaboeh aan, de majoor der artillerie A W. Segboer, de kapitein der infanterie C. A, van Loenen en de le luitenant der artillerie G. P. Bouten met 2 voorlaadkanonnen 8 cM. berg en 6 Coehoorn mortieren. De kwaadwilligen hielden nog bezet de bentengs Ma-aja Nja-him Batoe Tonggal, Brahim, Habib Hoessin en Iman Melaboeh, terwijl de bevrienden bezet hielden de bentengs Bintang, Nja-Abas, Sjech Daoed en Hadji Sarong. Het terrein voor de vijandelijke bentengs was zwaar begroeid met vele paggers in alle richtingen. De artilleriestellingen moesten gezocht worden op korte afstanden, soms op 100 Meter van het doel en dan nog had men dikwijls geen andere aanwijzing dan een eigenaardig gevormd blad of tak. Den 12™ Maart werd uitgerukt. De le luitenant Bouten zoude eene batterijstelling opwerpen in den Z. O. hoek van Sjech Daoed, Nauwelijks echter bezig zijnde met het traceeren, werden gewond een Europeesch sergeant der artillerie en een Europeesch kanonnier. De majoor Segboer en de kapitein van Loenen begaven zich onmid dellijk naar het gevechtsterrein, alwaar het werken intusschen was voortgezet. Om lOf uur ongeveer kon de artillerie het vuur openen. De bevrienden, die zich in Sjech Daoed verzameld hadden, om

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 487