482 Men leidt uit dit laatst behandelde geval direct den volgenden regel af. „Wanneer men met eene der nauwe grenzen twee schoten in dezelfde richting heeft waargenomen, en men krijgt na het overgaan tot de andere nauwe grens ook daarmede het tweede schot in dezelfde richting als het voorgaande met die zelfde opzethoogte gedaan, dan vuurt men door met de midden tusschen de nauwe grenzen inliggende opzethoogte". Yan alle behandelde gevallen, heeft men dus in het zevende geval zes schoten noodig, alvorens te kunnen beoordeelen of correctie noodig is of niet. Wij stellen daarom als regel, dat men na het herhalen van een der nauwe grensschoten nog drie schoten doet, onverschillig of die herhaling aanleiding gegeven heeft tot correctie of niet. Alleen in het geval dat men met Ken met G -j|- waarneemt, corrigeert men reeds, wanneer na de herhaling van een der nauwe grensschoten nog slechts één sohot is gedaan. De nu verkregen zes uitkomsten moeten ons doen beslissen of al of niet gecorrigeerd moet worden. Achtereenvolgens zullen wij nagaan hoe die schoten kunnen vallen, en hoe wij dan moeten handelen. le. K—G •£-<kans voor eenschot met K<[^. 2e. K HG kans voor een schot met K 3e. K1G kans voor een schot met K -|. 4®. K1G-t-;jj<kans vooreen schot met K 4, Boven is reeds bewezen dat gecorrigeerd moet worden. 5®. KG Hh 1 t <C kans voor een schot met G 6e- Kh5 2 <C v r> met G met f Alleen in het le en 7e getal moet men dus corrigeeren; in het le en 7e moet men door de correctie eene der nauwe grenzen over- K GrH5f<Cn d n n

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 499