38
Ook de gezaghebbenden op bet gebied van bet volkenrecht, zooals
de voor dat recht beroemde Dr. Bluntschli en Dr. Felix Dahn, pro
fessor in het volkenrecht aan de Hoogeschool te Würzburg en niet
te vergeten de begaafde schrijver van het werk „het Oorlogsrecht", de
thans gepensionneerde Generaal-Majoor J. C. C. Den Beer Poortugael,
zijn het er over eens, dat in de eerste plaats buit kan worden" ge
maakt alle eigendom van den Staat, welke onmiddellijk tot oorlog
voering dient, zooals: de Staatsfondsen, het oorlogsmaterieel in het
algemeen, de magazijnen met levensmiddelen enz. Yolgens hen (1)
heeft het buitrecht daarop de verste strekking en kan genomen wor
den wat onder de hand valt, zonder te onderzoeken of het mogelijk
ook gedeeltelijk privaat eigendom is.
Deze laatste uitbreiding van het buitrecht werd ook op de Brus-
selsche Conferentie besprokeD, toen de mogelijkheid ter sprake kwam,
dat particuliere fondsen onder die van den Staat vermengd kunnen
zijn geraakt.
Men kwam toen eveneens tot de conclusie, dat eene afscheiding
moeielijk te maken is en de vijandelijke Staat dus gerechtigd is om
ook die fondsen buit te verklaren.
Later, in de uitgaven van het „institut de droit international" en
in de door de Fransche regeering voor het Leger samengestelde hand
leiding, getiteld„Manuel de droit international a l'usage des officiers
„de l'Armée de terre. Ouvrage autorisé par les écoles militaires",
worden de op de Brusselsche Conferentie uitgesproken meeoingen
eveneens gehuldigd, ten bewijze waarvan in beide uitgaven, ten op
zichte van het buitrecht, de hierboven geciteerde tekst van die con
ferentie nagenoeg onveranderd is overgenomen. Ook den Beer
Poortugael deed in zijn werk hetzelfde.
Wordt dus in het algemeen als regel aangenomen, dat de roerende
goederen in den krijg aan het buitrecht zijn onderworpen, zoo wordt
toch voor de kunstschatten, alsschilderijen, beelden enz. daarop een
onderscheid gemaakt. Wel geven Bluntschli 650) en Dahn (bl. 20)
dit niet toe, maar de eerste verklaart tegelijkertijd voor onrecht de
confiscatie van de roerende goederen in musea, penningmagazijnen,
scholen en bibliotheken, omdat hunne bestemming zoo bepaald vrede-
(1) Den Beer Poortugael, 2de druk. bl. 231.