492 verschil bedroeg namelijk voor 160 patronen 0.8 KG., waaruit echter niet mag worden besloten tot de mogelijkheid, om een even redig aantal patronen meer aan den man mede te geven, daar de ruimte, die de patronen van 5 mM. en 6.5 mM. innemen, genoeg zaam gelijk is en dus vermeerdering van patronen tot grootere of meer patroontasschen leidt, waardoor de winst aan gewicht ten deele weder verloren gaat en de man meer in zjjne bewegingen wordt belemmerd. De gelijke omvang belet tevens meer patronen in de patrooncaisson mede te voeren. Leerden dus de proeven, dat een overgang tot 5 mM. noch in bal listisch, noch in tactisch opzicht belangrijke voordeelen aanbiedt, zij toonden tevens dat het geweer van 5 mM. in technisch opzicht be langrijke nadeelen tegenover het geweer van 6.5 mM. bezit. Zoo kwam het bij een repeteervuur van 395 schoten 11 malen voor, dat een patroon niet naar behooren in de kamer werd gevoerd, terwijl een geweer, waaruit 1000 schoten waren gedaan, reeds een begin van uitbranding vertoonde. Bovendien is de vervaardiging van een geweer van 5 mM. moeie- 1 ijker en de prijs per stuk f 2.50 duurder dan dat van 6.5 mM. Het nieuw aangenomen geweer van 6.5 mM. voorts werd door de commissie voor het geweervraagstuk beslist beter bevonden dan de geweren Oostenrijk M. 86 en 88, Duitschland M. 88, Zwitserland M. 89, Belgisch-Mauser, Nagant, Hebler, Bergman, Pieper, Krag- Jörgensen, Prey, Mannlicher, Madsen-Rasmussen, Schulhof, de Beau mont en Marga. Geven wij thans weer, wat medegedeeld wordt omtrent het verge lijkend overzicht van de beproefde geweerstelsels der verschillende Europeesche mogendheden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 509