89 -
lievend is. Maar, zooals Den Beer Poortugael terecht opmerkt, het
zelfde kan van de kunstwerken gezegd worden, zoodat het voorrecht
dat Bluntschli aan de wetenschap boven de kunst geeft, bepaald
willekeurig mag worden genoemd.
Ook Calvo is in zijn werk „Droit international théorique et pratique"
889 van meening, dat het hedendaagsche volkenrecht het buitrecht
niet toepast op kunstschatten en wel op grond van het beginsel,
dat men den overwonnene geen nadeel mag toebrengen, dat voor het
doel van den oorlog van geen nut is.
In den Fransch-Duitschen oorlog hebben de Duitsche troepen zich
in dat opzicht loffelijk gedragen (1). De tucht schoot daaromtrent
geen enkel oogenblik te kort.
Het Fransche ministerie deelde het volgende Communiqué aan de
dagbladen, toen de Duitschers op Parijs aanrukten, mede: „Les
Prussiens observent une discipline severe et empechent les depré-
dations."
Wel heeft het gedurende den loop des oorlogs niet aan beschul
digingen van Fransche zijde ontbroken, als zouden de Duitschers zich
aan het schenden der Fransche kunstwerken hebben schuldig gemaakt,
maar het tegenbewijs is geleverd. Men verweet in den Moniteur
Universel o. a. dat Duitsche officieren eene schilderij van een Hol-
landschen meester doorstoken en bedorven hadden in het paleis van
Pontainebleau.
De Heer Boijer, bewaarder van genoemd paleis, heeft echter, in
antwoord op deze beschuldiging geconstateerd: „qu'il n'a été touché
jusqu'a ce jour a aucun objet d'art ou de valeur". (1)
Wel is waar is het zeer te betwijfelen of zich op het eiland Lombok
kunstschatten bevinden in den zin als hierboven bedoeld werd, doch
volledigheidshalve werden de regels, die daarvoor in acht genomen
moeten worden, hier opgenoemd en misschien wordt daardoor aan
leiding gevonden om voorwerpen, die een typisch Balisch karakter
hebben en uitblinken door kunstzin, alsmonumentale poorten, gevels
en dergelijke, voor vernieling te vrijwaren.
(1) Jhr. Mr. R. A. Klerck. Het oorlogsrecht en zijne toepassing in den Fransoh-
Duitschen oorlog-, bi» 107.